
Jurisprudentie
AH8912
Datum uitspraak2002-10-15
Datum gepubliceerd2003-07-01
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers85189/2002
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-07-01
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers85189/2002
Statusgepubliceerd
Indicatie
Op grond van artikel 1:44 lid 1 onder d BW dient voor de aangifte van een huwelijk een bewijsstuk aan de ambtenaar te worden getoond waaruit blijkt dat het vorige huwelijk geen beletsel voor het nieuwe huwelijk oplevert.
De wet biedt geen voorziening in geval van onmogelijkheid om dienaangaande een bewijsstuk te tonen, zoals wel het geval is bij bijvoorbeeld het ontbreken van een geboorteakte en een overlijdensakte.
De rechtbank is van oordeel dat de term "bewijsstukken" in genoemd artikel, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, niet behoeft te worden beperkt tot een officieel bewijs van echtscheiding uit het land van herkomst. Indien dat het geval zou zijn, zou - nu de wet niet voorziet in een voorziening ingeval van onmogelijkheid om een dergelijk bewijs over te leggen - iemand verregaand in de invulling van zijn privé-leven kunnen worden belemmerd, daar hij of zij in dat geval niet in staat zou zijn, alhier een nieuw huwelijk te sluiten, hetgeen niet de bedoeling van de wetgever kan zijn geweest.
Uitspraak
RECHTBANK TE HAARLEM
Zaaknummer : 85189/2002
Datum beschikking: 15 oktober 2002
IM/ED
BESCHIKKING ENKELVOUDIGE KAMER VOOR FAMILIEZAKEN
in de zaak van:
[naam verzoekers],
beiden wonende te [woonplaats],
hierna mede te noemen: de man, respectievelijk. de vrouw, dan wel hen tezamen: verzoekers,
procureur mr. I.M. Sinnige,
tegen
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [woonplaats],
zetelende te [woonplaats],
hierna mede te noemen: de ambtenaar.
1 Verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure verwijst de recht-bank naar de volgende stukken:
- het op 22 juli 2002 ter griffie van deze rechtbank ont-vangen verzoekschrift met bijlagen;
- de op 12 september 2002 ter griffie van deze rechtbank ontvangen brief van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Purmerend;
- het proces-verbaal van de behandeling ter terechtzitting van 16 september 2002.
2 De vaststaande feiten
In deze zaak kan van de volgende feiten worden uitgegaan.
2.1 Bij besluit van 10 juni 2002 heeft de ambtenaar geweigerd een akte van huwelijksaangifte van verzoekers op te maken.
De grondslag hiervoor is gelegen in de omstandigheid dat de man geen bewijsstuk als genoemd in artikel 1:44 lid 1 onder d Burgerlijk Wetboek (BW) kan overleggen.
2.2 De man is geboren [in] 1971 te Maalahagabatoo, Ethiopië. Hij is op 29 januari 1992 ingeschreven in Nederland, gemeente Haarlem. Hij heeft bij zijn aanmelding verklaard dat hij in het jaar 1988 te Diredava, Ethiopië, gehuwd was met mevrouw Iftin [I] en dat dit huwelijk in het jaar 1990 te Diredava, Ethiopië, door echtscheiding is ontbonden.
Conform het (oude) Besluit Bevolkingsregister zijn deze gegevens vermeld in de Gemeentelijke Basisadministratie.
3 Het verzoek en de grondslag daarvan
3.1 Verzoekers verzoeken de rechtbank bij beschikking, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren dat genoegzaam is aangetoond dat de man thans niet meer gehuwd is en er te dien aanzien geen belemmeringen voor een nieuw huwelijk aanwezig zijn, en voorts de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Purmerend te gelasten een akte huwelijksaangifte op te maken, dan wel een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren.
3.2 Zij voeren daartoe aan dat het voor de man onmogelijk is om een bewijsstuk van de echtscheiding tussen hem en mevrouw [I], anders dan zijn eigen verklaring, over te leggen. Verzoekers hebben een notitie overgelegd waaruit blijkt dat de Nederlandse ambassade in Ethiopië de ambtenaar desgevraagd heeft medegedeeld niets te kunnen doen als betrokkene geen papieren heeft en de feiten buiten Addis Abeba hebben plaatsgevonden. Betrokkene moet zich wenden tot het ministerie van Buitenlandse Zaken, maar dan nog is de kans zeer klein dat er papieren boven water komen, aldus de ambassade.
4 Het standpunt van verweerder
De ambtenaar stelt zich op het standpunt dat de Nederlandse wet voorschrijft dat in het geval van een tweede of verder huwelijk voor het opmaken van een akte van huwelijksaangifte een bewijsstuk dient te worden overgelegd dat aantoont dat het eerdere huwelijk geen beletsel voor een volgend huwelijk oplevert. De ambtenaar stelt zich op het standpunt dat dit in het geval van de man een uit Ethiopië afkomstig bewijs van zijn scheiding van mevrouw [I] voornoemd dient te zijn.
5 Beoordeling van het beroep
5.1 Verzoekers zijn tijdig in beroep gekomen.
5.2 Op grond van artikel 1:44 lid 1 onder d BW dient voor de aangifte van een huwelijk een bewijsstuk aan de ambtenaar te worden getoond waaruit blijkt dat het vorige huwelijk geen beletsel voor het nieuwe huwelijk oplevert.
De wet biedt geen voorziening in geval van onmogelijkheid om dienaangaande een bewijsstuk te tonen, zoals wel het geval is bij bijvoorbeeld het ontbreken van een geboorteakte en een overlijdensakte.
De rechtbank is van oordeel dat de term "bewijsstukken" in genoemd artikel, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, niet behoeft te worden beperkt tot een officieel bewijs van echtscheiding uit het land van herkomst. Indien dat het geval zou zijn, zou - nu de wet niet voorziet in een voorziening ingeval van onmogelijkheid om een dergelijk bewijs over te leggen - iemand verregaand in de invulling van zijn privé-leven kunnen worden belemmerd, daar hij of zij in dat geval niet in staat zou zijn, alhier een nieuw huwelijk te sluiten, hetgeen niet de bedoeling van de wetgever kan zijn geweest.
In casu ontbreken officiële scheidingspapieren uit Ethiopië.
Nu, gelet op de verklaring van de Nederlandse ambassade in Ethiopië, gebleken is dat de kans om dergelijke papieren uit Ethiopië te verkrijgen erg klein is, nog daargelaten of er in casu dergelijke papieren zijn opgemaakt, en de man in ieder geval zelf deze papieren niet in zijn bezit heeft, is
voldoende aannemelijk geworden dat geen bewijsstuk uit Ethiopië van de genoemde echtscheiding
van de man door verzoekers kan worden overgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat de eigen verklaring van de man, nu niet gebleken is dat er redenen zouden zijn om te twijfelen aan de verklaring die de man omtrent bedoeld huwelijk ten tijde van zijn aanmelding in Nederland in 1992 heeft afgelegd, in casu als voldoende bewijs voor de ontbinding van zijn eerdere huwelijk kan worden aangemerkt.
Daar komt bij dat de man op grond van diezelfde verklaring als "gehuwd geweest" is aangemerkt en ook als "gescheiden" staat geregistreerd in de gemeentelijke basisadministratie (GBA). De opmerking van de ambtenaar dat de inschrijving in de GBA op grond van een mondelinge opgave destijds volgens een minder streng systeem gebeurde dan thans het geval is, wordt als niet ter zake doende gepasseerd.
5.3 Gelet op voormelde feiten en omstandigheden hebben verzoekers voldaan aan het voorschrift van artikel 1:44 lid 1 onder d BW, zodat op dit punt geen beletsel bestaat om een akte van huwelijksaangifte op te maken.
5.4 De rechtbank zal de ambtenaar van de burgerlijke stand niet gelasten een akte van huwelijksaangifte op te maken, nu zij in deze procedure niet kan treden in de beoordeling van de overige bewijsstukken die nodig zijn voor het opmaken van een huwelijksaangifte.
Het uitvoerbaar bij voorraad verklaren van deze beschikking is op grond van de wettelijke bepalingen terzake niet mogelijk.
Het verzoek zal dan ook als na te melden worden toegewezen.
6 Beslissing
De rechtbank:
6.1 Verklaart genoegzaam de stukken benodigd op grond van artikel 1:44 lid 1 onder d BW voor het opmaken van een akte van huwelijksaangifte van verzoekers.
6.2 Wijst af het meer of anders verzochte.
Aldus gegeven door mr. E.A. Mink, lid van deze kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 oktober 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.