Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AH9024

Datum uitspraak2003-07-02
Datum gepubliceerd2003-07-02
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200204273/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 14 augustus 2001 heeft het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen (hierna: het college) de aan Stichting Kringloopcentrum Westelijke Mijnstreek verleende vergunning voor het inzamelen van oud papier ambtshalve uitgebreid met een extra inzamelgebied.


Uitspraak

200204273/1. Datum uitspraak: 2 juli 2003 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats] tegen de uitspraak van de rechtbank te Maastricht van 9 juli 2002 in het geding tussen: appellant en het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen. 1. Procesverloop Bij besluit van 14 augustus 2001 heeft het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen (hierna: het college) de aan Stichting Kringloopcentrum Westelijke Mijnstreek verleende vergunning voor het inzamelen van oud papier ambtshalve uitgebreid met een extra inzamelgebied. Bij besluit van 28 januari 2002 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 9 juli 2002, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Maastricht (hierna: de rechtbank) het door appellant bij brief van 12 december 2001 tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar ingestelde beroep niet-ontvankelijk, en het door appellant tegen het besluit van 28 januari 2002 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 augustus 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 28 oktober 2002 heeft het college van antwoord gediend. Na afloop van het vooronderzoek is een nader stuk ontvangen van het college. Dit is aan appellant toegezonden. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 maart 2003. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 3:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) weegt het bestuursorgaan de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit. Ingevolge het tweede lid mogen de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Ingevolge artikel 4.2.4.1, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening van de voormalige gemeente Geleen (hierna: APV), gelezen in samenhang met artikel 28 van de Wet algemene regels herindeling, is het aan een ander dan de inzameldienst verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders van derden afkomstige huishoudelijke afvalstoffen en grof huisafval in te zamelen. Ingevolge het derde lid wordt de vergunning geweigerd indien vaststaat of met reden is te vrezen dat het verlenen van een vergunning niet in het belang is van een doelmatige verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen of grof huisafval. 2.2. Met betrekking tot de vergunningverlening voor het inzamelen van oud papier voert het college het beleid dat, voorzover thans van belang, voorrang wordt verleend aan verenigingen met een zekere wijkgebondenheid, en vervolgens, met name ten behoeve van de werkgelegenheid van mensen die minder kans maken op de reguliere arbeidsmarkt, aan sociaal-culturele instellingen zonder winstoogmerk, waarbij een voorkeurspositie wordt toegekend aan een kringloopbedrijf, omdat aldus, naast educatieve en werkgelegenheidsdoelen, ook de bescherming van het milieu wordt gediend. Eerst wanneer zich uit deze categorieƫn geen gegadigde aandient, worden commerciƫle inzamelaars benaderd. 2.3. Dit beleid is, zoals de Afdeling met overneming van de overwegingen van de rechtbank heeft bevestigd in haar uitspraak van 12 oktober 1998 in zaak no. H01.98.0451, niet kennelijk onredelijk. De Afdeling volgt appellant dan ook niet in zijn standpunt, dat het college bij het verlenen van de in geding zijnde vergunning heeft gehandeld in strijd met artikel 3:4 van de Awb. Met name kan niet worden staande gehouden dat bij het verlenen van de in geding zijnde vergunning de voordelen van afvalverwijdering volgens de kringloopmethode voor het milieu niet hadden mogen worden meegewogen. De plaatsing van de desbetreffende APV-bepaling in het hoofdstuk dat ziet op de bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente bevestigt dit. 2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, Voorzitter, en mr. F.P. Zwart en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.Z.C. Koutstaal, ambtenaar van Staat. w.g. Vlasblom w.g. Koutstaal Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2003 383.