Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AH9083

Datum uitspraak2003-06-24
Datum gepubliceerd2003-07-02
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200303354/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 10 april 2003 heeft verweerder een verzoek van verzoekers om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen met betrekking tot de plaatsing van een propaanreservoir nabij de woonwagens van verzoekers aan de [locatie] te [plaats] afgewezen.


Uitspraak

200303354/1. Datum uitspraak: 24 juni 2003 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: [verzoeker] en anderen, allen wonend te Sas van Gent, verzoekers, en het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 10 april 2003 heeft verweerder een verzoek van verzoekers om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen met betrekking tot de plaatsing van een propaanreservoir nabij de woonwagens van verzoekers aan de [locatie] te [plaats] afgewezen. Tegen dit besluit hebben verzoekers bezwaar gemaakt. Bij brief van 23 mei 2003, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 juni 2003, waar verzoekers, waarvan [verzoeker] in persoon, bijgestaan door [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door C.J. Ritico, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Verzoekers betogen dat verweerder bij het plaatsen van een propaanreservoir ten onrechte de veiligheidsafstanden genoemd in tabel II van bijlage 1 van het Besluit voorzieningen en installaties milieubeheer (hierna: het Besluit) niet in acht heeft genomen op grond waarvan de afstand tussen het reservoir en de woonwagens van verzoekers minimaal zestig meter dient te bedragen. Zij voeren in dit verband aan dat het woonwagencentrum en het reservoir niet kunnen worden beschouwd als onderdeel van een en dezelfde inrichting, onder meer omdat geen sprake is van voldoende technische, organisatorische of functionele bindingen. Bovendien kunnen de woonwagens en het propaanreservoir niet worden beschouwd als tot eenzelfde onderneming of instelling behorende installaties. 2.2. Ingevolge artikel 1.1, vierde lid, van de Wet milieubeheer wordt als een inrichting beschouwd de tot eenzelfde onderneming of instelling behorende installaties die onderling technische, organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen. 2.3. Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is het de Voorzitter niet gebleken dat sprake is van zodanige bindingen dat het propaanreservoir geacht moet worden een geheel te vormen met de onderhavige woonwagens in de zin van artikel 1.1, vierde lid, van de Wet milieubeheer. Verweerder heeft derhalve in strijd gehandeld met het bepaalde in tabel II bij voorschrift 8.1.4 in bijlage 1 bij het Besluit. 2.4. Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter aanleiding tot het treffen van de hierna vermelde voorlopige voorziening. Aan bespreking van de overige gronden van het verzoek komt de Voorzitter niet toe. 2.5. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. 3. Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen van 10 april 2003 tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op het bezwaar, met dien verstande dat indien binnen die termijn wordt verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening, de schorsing doorloopt totdat op dat verzoek is beslist; II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen in de door verzoekers in verband met de behandeling van het verzoek gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 772,25, waarvan een gedeelte € 644,00 groot is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Terneuzen te worden betaald aan verzoekers; III. gelast dat de gemeente Terneuzen aan verzoekers het door hun voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht (€ 116,00) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.G.P. Oudenaller, ambtenaar van Staat. w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Oudenaller Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2003 179-415.