Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AH9369

Datum uitspraak2003-07-01
Datum gepubliceerd2003-07-09
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers260596 MD 03-39
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Wet Mulder. Vordering machtiging dwangmiddel gijzeling. Aan betrokkene is een administratieve sanctie (= boete) opgelegd wegens -kort gezegd- lopen over de vluchtstrook van een snelweg. Omdat de sanctie niet werd betaald en toepassing van minder ingrijpende dwangmiddelen niet tot resultaat heeft geleid, wordt thans verzocht het dwangmiddel gijzeling te mogen toepassen. Het verzoek wordt afgewezen, nu de gedraging lopend is begaan en in dat geval, zonder deugdelijke motivering, redelijkerwijs niet gekozen had mogen worden voor de dwangmiddelen inname van het rijbewijs en buitengebruikstelling van het voertuig en de aard en ernst van de gedraging zich niet verhoudt tot de -zwaarte- van het dwangmiddel gijzeling.


Uitspraak

RECHTBANK BREDA Sector Kanton - locatie Bergen op Zoom Zaaknummer: 260596 MD 03-39 BESLISSING op de vordering -met bovengenoemd zaaknummer- als bedoeld in artikel 28 van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften (WAHV) AANGAANDE: [betrokkene], wonende te [adres], nader te noemen "betrokkene". 1. Procesgang Het verloop van de procedure blijkt uit de vordering van de officier van justitie met bovengenoemde zaaknummer. De vordering is behandeld op de terechtzitting van donderdag 15 mei 2003, waarbij het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mw. mr. B.C.M.M. Hertog. Betrokkene is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Van de behandeling ter zitting is door de griffier aantekening gehouden. 2. Beoordeling 2.1 Vaststaat dat aan betrokkene bij beschikking van 25 januari 2001 een sanctie, te weten een boete van € 54,45 is opgelegd terzake van de door het Centraal Justitieel Incasso Bureau ("CJIB") als volgt omschreven gedraging: "anders dan met een motorvoertuig waarmee sneller mag en kan worden gereden dan 60 km/u een autosnelweg gebruiken", verricht op de Rijksweg A58 te Roosendaal. 2.2 De officier van justitie te Leeuwarden heeft op grond van artikel 28 WAHV gevorderd hem te machtigen tegen betrokkene het dwangmiddel van gijzeling toe te passen voor de duur van 7 dagen. Hij stelt daartoe -kort gezegd- dat de aan betrokkene opgelegde sanctie en de daarop gevallen verhogingen geheel of gedeeltelijk onbetaald zijn gebleven en dat toepassing van minder ingrijpende dwangmiddelen, zoals inname van het rijbewijs en buiten gebruik stelling van het voertuig, niet tot resultaat heeft geleid. 2.3 Uit de toelichting van de verbalisant, zoals opgenomen in het van het procesdossier deel uitmakende zaakoverzicht, blijkt dat betrokkene ten tijde van de gedraging over de vluchtstrook van de snelweg liep. Hoewel evident is dat dit niet is toegestaan, had in dit geval, waarin de gedraging lopend is begaan, zonder deugdelijke motivering redelijkerwijs niet gekozen mogen worden voor de dwangmiddelen inname van het rijbewijs en buitengebruikstelling van het voertuig. De toelichting in de processtukken is -te- beperkt. Nu de aard en ernst van de gedraging zich bovendien niet verhoudt tot de -zwaarte- van het dwangmiddel gijzeling is toepassing van dit dwangmiddel naar het oordeel van de kantonrechter dan ook niet gerechtvaardigd. De vordering zal derhalve om die reden worden afgewezen. 3. Beslissing De kantonrechter wijst de vordering af. Deze beslissing is gegeven te Bergen op Zoom door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 1 juli 2003, in tegenwoordigheid van de griffier.