Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AH9838

Datum uitspraak2003-07-01
Datum gepubliceerd2003-07-15
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers02/05217 PV
Statusgepubliceerd


Indicatie

02/05217 PV - 1/7/03 - 10e EK Verweerder heeft terecht gewaardeerd alsof pand gesplitst was. Ondanks niet-ontvankelijk bezwaar zal verweerder, gelet op art. 28, lid 1, Wet WOZ en gelet op formele complicaties, - en met voorbijgaan aan art. 2 UB Wet WOZ (= uitsluitend AH-vermindering als WOZ-waarde tenminste 20% te hoog is vastgesteld) - er voor zorgdragen dat de WOZ-beschikkingen zullen worden verlaagd.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Tiende Enkelvoudige Belastingkamer PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Amsterdam, belanghebbende, tegen - de uitspraak met dagtekening 9 juli 2002 van de directeur Gemeentebelastingen van de gemeente Amsterdam, verweerder, betreffende ten name van A genomen beschikkingen waarbij de waarden van de onroerende zaken Y-straat 78 Huis, Y-straat 78-1 en Y-straat 78-2, alle te Amsterdam, zijn vastgesteld voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004, en - de uitspraak met dagtekening 31 december 2002 van verweerder, betreffende een ten name van belanghebbende genomen beschikking waarbij de waarde van de onroerende zaak Y-straat 78-2 is vastgesteld voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004. Het beroep is behandeld ter zitting van 17 juni 2003. Beslissing Het Hof verklaart: - het beroep niet-ontvankelijk voorzover het betreft de aan A gerichte uitspraak op bezwaar; - het beroep gegrond voorzover het betreft de aan belanghebbende gerichte uitspraak op bezwaar; - vernietigt laatstgenoemde uitspraak op bezwaar; - verklaart het bezwaar niet ontvankelijk, en - gelast verweerder het gestorte griffierecht ad € 29 aan belanghebbende te vergoeden. Gronden 1. In het pand Y-straat 78 te Amsterdam bevinden zich 4 - afzonderlijk te gebruiken maar niet gesplitste - woningen (verder de Woningen). A, B, C en belanghebbende zijn eigenaar van het pand. B en C bewonen de begane grond, A bewoont de eerste verdieping en belanghebbende bewoont de tweede verdieping. D is gebruiker van de derde verdieping. 2. Bij op naam van A gestelde beschikkingen van 28 september 2001 heeft verweerder de waarden van de woningen Y-straat 78 Huis, Y-straat 78-1 en Y-straat 78-2 naar de waardepeildatum 1 januari 1999 vastgesteld op respectievelijk € 346.688, € 187.411 en € 206.469. Bij op naam van B gestelde beschikkingen van 28 september 2001 heeft verweerder de waarden van de woningen Y-straat 78 Huis en Y-straat 78-3 naar de waardepeildatum 1 januari 1999 vastgesteld op respectievelijk € 346.688 en € 147.024. Bij een op naam van belanghebbende gestelde beschikking van 28 september 2001 heeft verweerder de waarde van de woning Y-straat 78-2 naar de waardepeildatum 1 januari 1999 vastgesteld op € 206.469. 3. Op 11 november 2001 hebben A, B, C, belanghebbende en D tegen de onder 2 genoemde WOZ-beschikkingen gezamenlijk bezwaar gemaakt. Nu de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) niet de mogelijkheid kent dat meerdere belanghebbenden tegen een WOZ-beschikking die aan een van hen gericht is, één bezwaarschrift (of beroepschrift) indienen, gaat het Hof ervan uit dat verweerder het geschrift van 11 november 2001 in vijf afzonderlijke bezwaarschriften gesplitst heeft. Op 9 juli 2002 heeft verweerder uitspraak gedaan op het bezwaarschrift van A. Daarbij heeft hij de WOZ-beschikkingen gehandhaafd. Op 31 december 2002 heeft verweerder uitspraak gedaan op de bezwaarschriften van B en belanghebbende. Ook daarbij heeft hij de WOZ-beschikkingen gehandhaafd. 4. Op 19 augustus 2002 hebben A, B, C, belanghebbende en D - tijdig - beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van A. Het Hof heeft dit geschrift in vijf afzonderlijke beroepschriften gesplitst. Op 4 februari 2003 heeft het Hof van de eerder genoemde vijf personen een gezamenlijk beroepschrift ontvangen tegen de uitspraken op de bezwaarschriften van B en belanghebbende. Het Hof heeft dit geschrift aangemerkt als twee - afzonderlijke - beroepschriften van B en van belanghebbende tegen de aan hen gerichte uitspraken en als aanvullingen op de beroepschriften van A, C en D. 5. In zijn verweerschriften heeft verweerder geconcludeerd tot verlaging van de WOZ-waarden van de woningen Y-straat 78-1 en Y-straat 78-2 tot respectievelijk € 176.000 en € 173.800 en tot handhaving van de WOZ-waarden van de woning Y-straat 78 Huis en Y-straat 78-3. 6. Ter zitting heeft het Hof belanghebbende er op gewezen dat verweerder bij de waardering van de Woningen er - gelet op artikel 17, tweede lid, van de Wet Waardering onroerende zaken - terecht van is uitgegaan dat het pand gesplitst is en dat de Woningen afzonderlijke verkoop- en leverbaar zijn en dat dit er toe leidt dat de WOZ-waarden van de Woningen tezamen genomen aanmerkelijk hoger is dan de maximale verkoopopbrengst van het pand waartoe de Woningen behoren. Daarop is belanghebbende (…) akkoord gegaan met de in het verweerschrift genoemde WOZ-waarden. Mede gelet op artikel 28, eerste lid, van de Wet Waardering onroerende zaken en gelet op velerlei formele complicaties met betrekking tot de door verweerder genomen en gehandhaafde WOZ-beschikkingen heeft verweerder ter zitting verklaard dat hij - met voorbijgaan aan artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit Wet waardering onroerende zaken (samengevat inhoudende dat verweerder een te hoog vastgestelde en onherroepelijk vaststaande WOZ-beschikking uitsluitend verlaagt indien de WOZ-waarde tenminste 20% te hoog is vastgesteld) - er voor zorg zal dragen dat de beschikkingen met betrekking tot de woningen Y-straat 78-1 en Y-straat 78-2 zullen worden vastgesteld op respectievelijk € 176.000 en € 173.800. 7. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken (art. 6:7 Algemene wet bestuursrecht, verder Awb). Die termijn vangt aan met ingang van de dag na die van de dagtekening van het afschrift van een voor bezwaar vatbare beschikking, tenzij de dag van dagtekening gelegen is vóór de dag van de bekendmaking daarvan (art. 22j, onder a, Awr). Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen (art. 6:9 Awb). Omdat de beschikking is gedagtekend op 28 september 2001 en belanghebbendes bezwaarschrift op 11 november 2001 door verweerder is ontvangen, is het bezwaarschrift na de termijn van zes weken, derhalve niet tijdig, ingediend. Niet gesteld of gebleken is dat zich hier het in genoemd artikel 22j, onder a, van de Awr omschreven geval heeft voorgedaan, dat de dag van dagtekening van het beschikking is gelegen voor de dag van de bekendmaking daarvan. Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest (art. 6:11 Awb). Belanghebbende heeft geen feit of omstandigheid gesteld of aannemelijk gemaakt op grond waarvan redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat belanghebbende niet in verzuim is geweest. Op basis hiervan is het Hof van oordeel dat belanghebbende ten onrechte door verweerder ontvankelijk is geacht in zijn bezwaar. Nu verweerder dit niet gedaan heeft, is het Hof verplicht belanghebbende niet ontvankelijk te verklaren in zijn bezwaar. 8. Alleen degene aan wie de uitspraak op bezwaar gericht is kan daartegen beroep instellen. Mitsdien is belanghebbendes beroep tegen de niet aan hem gerichte uitspraak niet ontvankelijk. 9. Belanghebbende heeft verklaard geen proceskosten te hebben gemaakt. De uitspraak is gedaan op 1 juli 2003 door mr. Goes, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Van Schaik als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken. Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, door genoemd lid van de belastingkamer en de griffier ondertekend. De griffier is verhinderd te ondertekenen. Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm. Vervanging U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is een griffierecht verschuldigd. Na het verzoek tot vervanging ontvangt U van de griffier een nota griffierecht. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen. Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.