Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AI0325

Datum uitspraak2003-05-16
Datum gepubliceerd2003-07-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers117508
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Verkeersregelaar, negeren rood verkeerslicht strafbaar, wel grond voor matiging sanctie.


Uitspraak

Rechtbank Arnhem Sector kanton Locatie Arnhem Kantonnummer: -- CJIB-nummer: -- Reg.nummer: -- Kenteken: -- PH/05/RB -- Proces-verbaal van de op vrijdag 16 mei 2003 in het openbaar gehouden zitting voor de behandeling van beroepen ingevolge artikel 9 van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften (WAHV) en aantekening van de ter openbare zitting gedane uitspraak. Tegenwoordig: mr. P.A. Huidekoper, kantonrechter, W.R. ter Horst, parketsecretaris, gemachtigd door de hoofdofficier van justitie als bedoeld in artikel 8:24 van de Algemene wet bestuursrecht, R.T.M. Bruns, griffier. Behandeld wordt het beroep van: X (verder te noemen “appellant”), wonende te yyy tegen de beslissing van de officier van justitie te Arnhem d.d. 20 december 2002 in de zaak met bovengenoemd CJIB-nummer. Appellant is ter zitting verschenen en voert, zakelijk weergegeven, aan: Ik ben directeur-eigenaar van een transportbegeleidingsbedrijf en bij de KLPD erkend en bevoegd om als verkeersregelaar bij een exceptioneel transport op te treden. Voor het begeleiden van exceptionele transporten wordt er door de RDW een ontheffing dan wel een vergunning verstrekt. In het verleden werden dergelijke transporten begeleid door de KLPD. Vanwege andere prioriteitstellingen bij de politie, is deze taak overgedragen aan particuliere transportbegeleiders. Om deze taak te mogen uitoefenen, zijn de begeleiders verplicht regelmatig cursussen te volgen. Ten tijde van de vermeende gedraging -3 juni 2002- heb ik een 80 ton zwaar transport van Groessen naar St. Oederode begeleid. Bij het naderen van het kruispunt Oostsingel te Duiven, stond het verkeerslicht op dat kruispunt op rood. Omdat er zich achter het transport een file van plus minus 1 kilometer had gevormd en er slechts 1 auto voor het kruispunt stond te wachten, besloot ik het transport niet tot stilstand te brengen. Ik ben met mijn opvallende auto, die is uitgerust met een oranje zwaailicht, het kruispunt opgereden en ik heb de voor het kruispunt wachtende automobilist een stopteken gegeven. Vervolgens heb ik de colonne de aanwijzing gegeven het kruispunt over te steken. Het is juist dat ik het rode verkeerslicht heb genegeerd op het moment dat ik het kruispunt opreed. Bij het beroepschrift heb ik een brief van mr. A.J. de Loor, officier van justitie te Assen, overgelegd. In deze brief wordt een beleidslijn geformuleerd ten aanzien van verkeersovertredingen bij een exceptioneel transport. Ik hoor u uit deze brief het volgende voorlezen: BR03-16069 -2- Wettelijke bepalingen exceptioneel transport De wettelijke regelingen ten aanzien van exceptioneel transport zien er als volgt uit. Allereerst dient er voor een dergelijk vervoer een ontheffing c.q. vergunning te worden verkregen van de RDW, Centrum voor Voertuigtechniek en Informatie. Door de RDW wordt vooraf de te volgen route vastgesteld alsmede de voorwaarden waaronder het transport plaatsvindt. De transporten van grote tanken en scheepssecties over de weg worden ingevolge wettelijke regelingen begeleid door Erkende Particuliere Begeleiders (EPB). De EPB valt op basis van artikel 82 lid 1c van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (RVV 1990) onder de Regeling voor verkeersregelaars. Deze verkeersregelaars zijn op grond van artikel 1 van de Regeling bevoegd “alle aanwijzingen te geven voor een goede verkeersregeling”. Daarbij gaan krachtens artikel 84 RVV de aanwijzingen boven verkeerstekens en verkeersregels. Met name moet gedacht worden aan verkeersregelend optreden bij bijvoorbeeld kruispunten en afslagen, zodat het transport zijn weg kan vinden. De daarbij door de politie vastgestelde “rood licht overtredingen” kunnen, als deze het gevolg zijn van de aanwijzingen voor de goede verkeersregeling, in beginsel op grond van artikel 84 RVV door het Openbaar Ministerie worden geseponeerd. Uit deze bepalingen blijkt a) dat de daartoe bevoegde en als zodanige kenbare verkeersregelaars aan weggebruikers aanwijzingen mogen geven (artikel 82, eerste lid onder c RVV 1990) en b) dat aanwijzingen van een verkeersregelaar boven verkeerstekens en verkeersregels gaan (artikel 84 RVV 1990). Op grond van deze wettelijke bepalingen ben ik van oordeel dat de sanctie ten onrechte is opgelegd. Het bevreemdt mij dat de wetgever wel de bevoegdheden om een exceptioneel transport te begeleiden heeft verstrekt maar niet de middelen zoals deze door de wetgever zijn toegekend aan de politie en de marechausse. Verder bevreemdt het mij dat in de wet is bepaald dat begeleiders van exceptionele transporten, het transport niet mogen verlaten. In de praktijk betekent dit dat de transportbegeleider die de colonne sluit, het rode licht wel moet negeren om contact met de colonne te houden. De officier van justitie voert, zakelijk weergegeven, aan: De door appellant overgelegde brief van de officier van justitie te Assen gaat niet uit van een scenario dat de begeleider bij zijn verkeersregelend optreden het rode verkeerslicht mag negeren. Ik ben van oordeel dat de brief zo uitgelegd moet worden dat, eerst nadat het verkeerslicht op groen staat, het transport het kruispunt mag oversteken. Dat vervolgens bij het oversteken van het transport het verkeerslicht op rood springt kan, indien deze overtreding wordt bekeurd, in beginsel op grond van artikel 84 RVV door het openbaar ministerie worden geseponeerd. De wettelijke bevoegdheid tot verkeersregeling is geregeld in artikel 82 RVV. In dit artikel wordt niet gesproken over het feit dat een verkeersregelaar het rode verkeerslicht mag negeren. Deze bevoegdheid is slechts toegekend aan zodanige kenbare ambtenaren alsmede aan de Koninklijke Marechaussee. Ik ben van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de gedraging is verricht en concludeer dan ook tot ongegrondverklaring van het beroep. Met appellant ben ik van oordeel dat de regeling voor de verkeersbegeleiders niet duidelijk in het RVV is neergelegd. Appellant had in het onderhavige geval alle reden om het kruispunt te bevriezen ten behoeve van een vlotte doorstroming van het verkeer. Echter daarmee zou hij handelen in strijd met artikel 68 RVV. Gelet op deze omstandigheden en het feit dat de BR03-16069 -3- regelgeving voor de verkeersregelaar in de praktijk moeilijk uitvoerbaar is, stel ik voor de sanctie te matigen tot nihil. De kantonrechter doet heden uitspraak. DE MOTIVERING VAN DE BESLISSING. 1. De voorgeschreven formaliteiten zijn in acht genomen zodat appellant kan worden ontvangen in het beroep. 2. Aan appellant is door middel van een initiële beschikking een administratieve sanctie opgelegd van € 86,-- vanwege het feit dat met een bedrijfsauto met het kenteken -- op 3 juni 2002 op de Oostsingel te Duiven niet is gestopt voor rood licht bij een driekleurig verkeerslicht. 3. Het verweer van appellant tegen de aan hem opgelegde sanctie komt er, zakelijk weergegeven, op neer dat hij als bestuurder van een motorvoertuig en in zijn hoedanigheid van verkeersregelaar tijdens het begeleiden van een exceptioneel transport het rode verkeerslicht mag negeren. Appellant verwijst naar een brief van de officier van justitie te Assen d.d. 26 april 2002 alsmede naar het in de bijlage II RVV 1990 vastgestelde dat aanwijzingen boven verkeerstekens en verkeersregel gaan. 4. De kantonrechter is van oordeel dat de in het onderhavige geval zich geen omstandigheden hebben voorgedaan op grond waarvan de officier van justitie had moeten beslissen dat het opleggen van een administratieve sanctie niet billijk was, dan wel dat de opgelegde sanctie had moeten worden gematigd. Appellant heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd, noch zijn deze anderszins gebleken, op grond waarvan de beslissing van de officier van justitie dient te worden vernietigd. Daartoe wordt overwogen dat uit de toelichting van de verbalisant in het zaakoverzicht blijkt dat het desbetreffende verkeerslicht 1 seconde op rood stond op het moment dat appellant met het aan hem toebehorende motorvoertuig dat verkeerslicht passeerde. Appellant heeft de hem verweten gedraging niet betwist zodat deze voldoende vaststaat. Het verweer van appellant dat hij als verkeersregelaar van een exceptioneel transport het rode verkeerslicht mag negeren verwerpt de kantonrechter. De regeling dat weggebruikers verplicht zijn aanwijzingen op te volgen die door mondeling of door middel van gebaren worden gegeven door de daartoe bevoegde en als zodanig kenbare verkeersregelaars is vastgelegd in artikel 82, eerste lid onder c van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens. Het oprijden van een kruising door een verkeersregelaar door middel van een auto is volgens de wet geen gebaar in de zin van genoemd artikel. Deze bevoegdheid is slechts toegekend aan de in artikel 82, eerste lid onder a en b genoemde personen. Onder deze categorie valt een verkeersregelaar niet. BR03-16069 -4- Dit brengt mee dat een verkeersregelaar van een exceptioneel transport bij het naderen van een kruispunt niet zonder meer het rode licht mag negeren maar dient te wachten tot het verkeerslicht op groen springt alvorens het kruispunt op te rijden en het overige verkeer aanwijzingen te geven. Wel is de kantonrechter van oordeel dat de verkeersbegeleider dient te beschikken over de bevoegdheid die is gegeven aan de in artikel 82 eerste lid onder a en b van het RVV genoemde personen, opdat een goede verkeersregeling kan worden bereikt. Op grond van het bovenstaande is de kantonrechter van oordeel dat het beroep ongegrond moet worden verklaard en dat de sanctie dient te worden gesteld op nihil. DE INHOUD VAN DE BESLISSING. De kantonrechter: verklaart het beroep ongegrond, stelt de administratieve sanctie op nihil, bekrachtigt voor het overige de beslissing van de officier van justitie.