
Jurisprudentie
AI0410
Datum uitspraak2003-07-22
Datum gepubliceerd2003-07-25
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08/004315-03
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-07-25
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08/004315-03
Statusgepubliceerd
Indicatie
vonnis met betrekking tot brandstichting in het gebouw van de Hengelose Bierbrouwerij. De verdachte wordt gemotiveerd vrijgesproken.
Uitspraak
RECHTBANK ALMELO
Parketnummer: 08/004315-03
STRAFVONNIS
Uitspraak: 22 juli 2003.
De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[F.K.],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1970],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring te [plaats],
terechtstaande terzake dat:
hij op of omstreeks 31 maart 2003 te Hengelo, gemeente Hengelo (O),
opzettelijk brand heeft gesticht in een fabriekspand (Hengelose
Bierbrouwerij), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk in dat
fabriekspand brandbaar materiaal aangestoken, in elk geval (open) vuur in
aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan dat pand
en/of zich in dat pand bevindende goederen (kleding en/of tassen) geheel of
gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan
gemeen gevaar voor dat pand en/of in dat pand opgeslagen goederen en/of
belendende percelen en/of hekwerk(en), in elk geval gemeen gevaar voor
goederen, te duchten was;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 31 maart 2003 te Hengelo, gemeente Hengelo (O),
grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of
onachtzaam brand heeft gesticht in een fabriekspand (Hengelose Bierbrouwerij),
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk in dat fabriekspand brandbaar
materiaal aangestoken, in elk geval (open) vuur in aanraking gebracht met
(een) brandbare stof(fen), (mede) ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te
wijten is geweest, dat dat pand en/of zich in dat pand bevindende goederen
(kleding en/of tassen) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval,
dat er brand is ontstaan, terwijl daardoor gemeen gevaar voor dat pand en/of
zich in dat pand bevindende goederen (kleding en/of tassen) en/of belendende
percelen en/of hekwerk(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, ontstond;
Gezien de stukken;
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting;
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging door en namens verdachte gevoerd;
Het is de rechtbank opgevallen dat in het dossier stukken ontbreken die men er, gelet op de ernst van het tenlastegelegde feit en gelet op het feit dat een voorlopige hechtenis werd tenuitvoergelegd, wel in zou verwachten. Zo ontbreken rapportages van de brandweer en de politie, terwijl zowel de brandweer als de politie naar mag worden gehoopt in de brand een aanleiding zullen hebben gezien voor het verrichten van enig onderzoek. Ook de aangiftes dateren van na de aanhouding van verdachte, meer dan drie weken na de brand. Aldus is, anders dan uit de eerdere verklaringen van de verdachte, nergens uit af te leiden dat de brand door menselijk toedoen is ontstaan, laat staan op welke plek en met welke methode. Ook blijkt niet hoe de situatie ter plekke voor en na de brand feitelijk was, hoe het gebouw te betreden was en hoe toegankelijk dat gebouw en de opslagplaatsen daarbinnen waren, vanaf welke plaatsen de opgeslagen legerkleding en het mozaïek te zien waren, of anderen, bijvoorbeeld krakers of zwervers ter plaatse verbleven, of vaker brand werd gesticht, of sprake was van de aanwezigheid van lichtontvlambare stoffen, of er getuigen waren van de brandstichting of van het weglopen van personen van het gebouw van de brouwerij rond de tijd van het ontstaan van de brand. Enige foto's van voor en na de brand zullen toch wel bestaan.
Opmerkelijk is voorts dat verdachtes broer kennelijk niet is gehoord.
Voor een en ander is door de officier van justitie, die op grond van artikel 148 Sv belast was met de opsporing, ter zitting geen afdoende verklaring gegeven.
In die omstandigheden, waarin nauwelijks iets van verdachtes eerdere en latere verklaringen getoetst kan worden aan vaststellingen van feitelijke aard door derden, kan de rechtbank aan de (weinige maar voldoende) wettige bewijsmiddelen in het dossier niet de overtuiging ontlenen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, zodat hij van dat tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
R E C H T D O E N D E:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden 22 juli 2003 en beveelt diens onmiddellijke invrijheidstelling (afzonderlijk geminuteerd).
Aldus gewezen door mr. Inden, voorzitter, mrs. Berg en Veurink, rechters, in tegenwoordigheid van Klaassen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 juli 2003.