Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AI0567

Datum uitspraak2003-07-30
Datum gepubliceerd2003-07-30
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200300532/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 5 juli 2001 heeft het college van dijkgraaf en heemraden van het waterschap Veluwe (hierna: het college) het verzoek van appellant om vergoeding van de gedurende de werkzaamheden aan het dijkvlak Marsstraat-’t Schol geleden omzetschade afgewezen.


Uitspraak

200300532/1. Datum uitspraak: 30 juli 2003 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats] tegen de uitspraak van de rechtbank te Zutphen van 23 december 2002 in het geding tussen: appellant en het college van dijkgraaf en heemraden van het waterschap Veluwe te Apeldoorn. 1. Procesverloop Bij besluit van 5 juli 2001 heeft het college van dijkgraaf en heemraden van het waterschap Veluwe (hierna: het college) het verzoek van appellant om vergoeding van de gedurende de werkzaamheden aan het dijkvlak Marsstraat-’t Schol geleden omzetschade afgewezen. Bij besluit van 27 maart 2002, bekendgemaakt bij brief van 17 april 2002, heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 23 december 2002, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Zutphen (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 januari 2003, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 3 maart 2003. Deze brieven zijn aangehecht. Bij brief van 27 maart 2003 heeft het college van antwoord gediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 mei 2003, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. H.H. van Steijn, advocaat te Deventer en het college, vertegenwoordigd door mr. D. Djulbic en J.J. van den Boomgaard, gemachtigden, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Hetgeen appellant in hoger beroep aanvoert is grotendeels een herhaling van hetgeen hij in zijn beroep bij de rechtbank heeft aangevoerd. Mede gelet op het verhandelde ter zitting is de Afdeling van oordeel dat niet is gebleken dat de werkzaamheden aan het dijkvak van significante invloed op de bedrijfsvoering van het café van appellant zijn geweest. De Afdeling overweegt hiertoe dat de werkzaamheden niet tot een werkelijke onderbreking van de wandelroute in de omgeving van het café hebben geleid, en de naar het café leidende weg slechts gedurende twee dagen afgesloten is geweest, zodat de doorgang naar het café niet of nauwelijks is belemmerd. Gelet hierop is de rechtbank op goede gronden tot het oordeel gekomen dat niet als vaststaand kan worden aangenomen dat de omzetdaling van het café van appellant een rechtstreeks gevolg is geweest van de werkzaamheden. De Afdeling neemt daarbij in aanmerking dat ter zitting is gebleken dat appellant slechts een jaar eigenaar is van het café en dat het café eerst vanaf laat in de middag is geopend. 2.2. Gezien het vorenoverwogene is het hoger beroep ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat. w.g. Slump w.g. Groenendijk Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2003 164-420.