
Jurisprudentie
AI0574
Datum uitspraak2003-07-30
Datum gepubliceerd2003-07-30
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200300775/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-07-30
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200300775/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Namens het college van burgemeester en wethouders van Arnhem (hierna: het college) zijn op 17 maart 2001 met toepassing van artikel 100, derde lid, van de Woningwet, bouwwerkzaamheden op het perceel van Kampeercentrum "De Hooge Veluwe" aan de Koningweg 14 te Arnhem, uitgevoerd door of namens Likon, stilgelegd. Dit besluit is op 23 maart 2001 op schrift gesteld.
Uitspraak
200300775/1.
Datum uitspraak: 30 juli 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Likon B.V., gevestigd te Nieuwleusen,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank te Arnhem van 16 december 2002 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Arnhem.
1. Procesverloop
Namens het college van burgemeester en wethouders van Arnhem (hierna: het college) zijn op 17 maart 2001 met toepassing van artikel 100, derde lid, van de Woningwet, bouwwerkzaamheden op het perceel van Kampeercentrum "De Hooge Veluwe" aan de Koningweg 14 te Arnhem, uitgevoerd door of namens Likon, stilgelegd. Dit besluit is op 23 maart 2001 op schrift gesteld.
Bij besluit van 11 september 2001 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 december 2002, verzonden op 23 december 2002, heeft de rechtbank te Arnhem (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 31 januari 2003, bij de Raad van State ingekomen op diezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 17 maart 2003. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 1 april 2003 heeft het college een memorie van antwoord ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 juni 2003, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. P.J. Hödl, advocaat te Arnhem,
en het college, vertegenwoordigd door mr. B.S. ten Cate, advocaat te Arnhem, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden overwogen dat gelet op de uitspraak van de Afdeling van 16 november 2000 (Gst. 7136, nr. 8) voor de beoordeling van het besluit van 11 september 2001 uitsluitend van belang is de vraag of voor de geconstateerde werkzaamheden bouwvergunning is vereist, en zo ja, of er sprake is van bijzondere omstandigheden (niet zijnde de mogelijkheid tot legalisering) op grond waarvan het college van het stilleggen van de werkzaamheden had behoren af te zien.
2.2. Niet in geschil is dat dat voor het plaatsen van de recreatieverblijven een bouwvergunning als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de Woningwet is vereist.
2.3. De rechtbank is voorts terecht en op goede gronden tot het oordeel gekomen dat niet gebleken is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het college van het stilleggen van de werkzaamheden had behoren af te zien.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. W. van den Brink, Leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Sluiter, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Sluiter
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2003
13-292.