Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AI0580

Datum uitspraak2003-07-30
Datum gepubliceerd2003-07-30
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200301039/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 22 augustus 2001 heeft de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (hierna: de Staatssecretaris) het boerderijcomplex Oud Hinkelenoorddijk 7 te Woensdrecht aangewezen als beschermd monument.


Uitspraak

200301039/1. Datum uitspraak: 30 juli 2003 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats] tegen de uitspraak van de rechtbank te Breda van 30 januari 2003 in het geding tussen: appellant en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. 1. Procesverloop Bij besluit van 22 augustus 2001 heeft de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (hierna: de Staatssecretaris) het boerderijcomplex Oud Hinkelenoorddijk 7 te Woensdrecht aangewezen als beschermd monument. Bij besluit van 23 mei 2002 heeft de Staatssecretaris het daartegen door appellant gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Bij uitspraak van 30 januari 2003, verzonden op 31 januari 2003, heeft de rechtbank te Breda (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 februari 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 4 april 2003 heeft de Minister van antwoord gediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 mei 2003, waar appellant in persoon, bijgestaan door [gemachtigde], en de Staatssecretaris, vertegenwoordigd door M.J. Sypkens Smit, ambtenaar bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Appellant betoogt dat de overschrijding van de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bij de Staatssecretaris verschoonbaar was, aangezien hij heeft gehandeld overeenkomstig hetgeen is vermeld in de rechtsmiddelenclausule die in het besluit van 22 augustus 2001 was opgenomen. 2.2. De Staatssecretaris heeft in zijn besluit van 22 augustus 2001 vermeld dat tegen dit besluit op grond van artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) binnen zes weken na de dag waarop het bekend was gemaakt, bij hem een bezwaarschrift kon worden ingediend. De bekendmaking van het besluit heeft overeenkomstig artikel 3:41, eerste lid, van de Awb plaatsgevonden door verzending ervan aan appellant. Vaststaat dat appellant deze termijn niet in acht heeft genomen. De Afdeling overweegt voorts dat de rechtsmiddelenclausule los diende te worden gezien van de eveneens in het besluit van 22 augustus 2001 opgenomen mededeling dat op grond van artikel 4 van de Monumentenwet 1988 burgemeester en wethouders het besluit ter inzage leggen en de burgemeester deze terinzagelegging op de gebruikelijke wijze bekend maakt. Aangezien in de rechtsmiddelenclausule derhalve geen onjuiste informatie is verstrekt, is de Afdeling van oordeel dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. 2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat. w.g. Slump w.g. Groenendijk Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2003 164-420.