Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AI0596

Datum uitspraak2003-07-30
Datum gepubliceerd2003-07-30
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200206239/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 28 februari 2002 heeft de gemeenteraad van De Wolden, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 februari 2002, het bestemmingsplan "Ruinen-Kom" vastgesteld.


Uitspraak

200206239/1. Datum uitspraak: 30 juli 2003 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: 1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats], 2. [appellant sub 2], allen wonend te [woonplaats], 3. [appellant sub 3], wonend te [woonplaats] en het college van gedeputeerde staten van Drenthe, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 28 februari 2002 heeft de gemeenteraad van De Wolden, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 februari 2002, het bestemmingsplan "Ruinen-Kom" vastgesteld. Verweerder heeft bij zijn besluit van 24 september 2002, 6.5/2002002928, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan. Tegen dit besluit hebben appellant sub 1 bij brief van 25 november 2002, bij de Raad van State ingekomen op 26 november 2002, appellanten sub 2 bij brief van 25 november 2002, bij de Raad van State ingekomen op 26 november 2002, en appellant sub 3 bij brief van 25 november 2002, bij de Raad van State ingekomen op 26 november 2002, beroep ingesteld. Bij brief van 28 januari 2003 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van het college van burgemeester en wethouders. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 juni 2003, waar appellant sub 1, in persoon, appellanten sub 2, in de persoon van [appellant sub 2], appellant sub 3, in persoon, allen bijgestaan door mr. P.C.H. van Schooten, advocaat te Assen, en verweerder, vertegenwoordigd door drs. ing. A.T. Hiddema, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn daar de gemeenteraad, vertegenwoordigd door J.M. van der Vinne, ambtenaar van de gemeente, en M. Wever, bijgestaan door mr. W.B. van den Berg, gehoord. 2. Overwegingen 2.1. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht. De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast. 2.2. Het plan voorziet in de juridisch-planologische regeling van de bebouwde kom van Ruinen. Het plan maakt onder meer een uitbreiding mogelijk van het aan de Westerstraat 84 gelegen hotel De Stobbe. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het plan grotendeels goedgekeurd. 2.3. Appellanten stellen dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Horeca" dat betrekking heeft op hotel De Stobbe. Appellanten stellen dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende is ingegaan op de door hen ingediende bedenkingen. Appellanten vrezen als gevolg van het plan aantasting van hun woon- en leefklimaat, onder meer door diverse vormen van overlast en door aantasting van hun privacy en uitzicht. Zij stellen dat de gemeenteraad er ten onrechte voor heeft gekozen ter voorkoming van overlast een hierop gerichte civielrechtelijke overeenkomst met de eigenaar van het hotel te sluiten in plaats van maatregelen hiertoe op te nemen in het plan. 2.4. Verweerder heeft het in het plan opnemen van maatregelen ter voorkoming van overlast niet nodig geacht. Verweerder heeft het plandeel niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening geacht en heeft het goedgekeurd. 2.5. Ingevolge de plankaart heeft het perceel waarop hotel De Stobbe ligt de bestemming "Horeca". Het plan maakt door een verlegging van de bestemmingsgrens en de bebouwingsgrens een uitbreiding van het hotel mogelijk op het perceel aan de Hoge Kamp 3. Vast staat dat dit perceel ligt in een straat met een woonfunctie. Ingevolge de plankaart en artikel 8, lid B, onder 1 van de planvoorschriften is op het perceel bebouwing toegestaan op een bebouwingsvlak van ongeveer 150 m², waarbij een maximale goothoogte van drie meter en een maximale dakhelling van 60° is toegestaan. Ter zitting is gebleken dat de wijk ruim is opgezet en dat de in het plan voorziene uitbreidingsmogelijkheden aansluiten bij de uiterlijke verschijningsvorm van de omringende bebouwing. Verweerder heeft dan ook geen aanleiding hoeven zien deze uitbreidingsmogelijkheden niet passend in de omgeving te achten. Voor verweerder bestond tevens geen aanleiding om te concluderen dat deze uitbreidingsmogelijkheden een ernstige aantasting van de privacy van omwonenden met zich zullen brengen. Ter zitting is voorts niet aannemelijk geworden dat zich als gevolg van de in het plan voorziene uitbreidingsmogelijkheden overlast zal voordoen. Nu geen overlast te verwachten is, heeft verweerder het naar het oordeel van de Afdeling niet nodig hoeven achten dat de gemeenteraad in het plan maatregelen ter voorkoming van overlast opnam. Voorts heeft verweerder, gezien de geringe mate van aantasting van het uitzicht van appellanten, aan dit aspect in redelijkheid weinig gewicht kunnen toekennen. Daarbij is mede van belang dat aan een bestaand uitzicht geen blijvende rechten ontleend kunnen worden. Nu, gelet op het voorgaande, het belang van appellanten bij het genieten van ongestoord woongenot slechts in geringe mate wordt aangetast, heeft verweerder in zijn besluit bij de afweging van de betrokken belangen meer gewicht kunnen toekennen aan het belang van de hoteleigenaar bij het hebben van uitbreidingsmogelijkheden. Voorts bestaat geen grond voor de stelling dat het besluit van verweerder onvoldoende gemotiveerd is. 2.6. Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen appellanten hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder terecht goedkeuring heeft verleend aan het plan. 2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart de beroepen ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. R.H. Lauwaars, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat. w.g. Lauwaars w.g. Langeveld Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2003 317-448.