
Jurisprudentie
AI0603
Datum uitspraak2003-07-30
Datum gepubliceerd2003-07-30
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200206345/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-07-30
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200206345/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 11 februari 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Arnhem (hierna: het college) het verzoek van appellante sub 1 (hierna: Likon) om een vergunning ingevolge de Wet op de openluchtrecreatie voor het plaatsen van 67 stacaravans op een terreingedeelte van Kampeercentrum De Hooge Veluwe B.V. (hierna: het Likonterrein) aan de Koningsweg te Arnhem afgewezen.
Uitspraak
200206345/1.
Datum uitspraak: 30 juli 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
1. Likon B.V., gevestigd te Nieuwleusen,
2. het college van burgemeester en wethouders van Arnhem,
appellanten,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Arnhem van 17 oktober 2002 in het geding tussen:
appellante sub 1
en
het college van burgemeester en wethouders van Arnhem.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 februari 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Arnhem (hierna: het college) het verzoek van appellante sub 1 (hierna: Likon) om een vergunning ingevolge de Wet op de openluchtrecreatie voor het plaatsen van 67 stacaravans op een terreingedeelte van Kampeercentrum De Hooge Veluwe B.V. (hierna: het Likonterrein) aan de Koningsweg te Arnhem afgewezen.
Gelet op de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem (hierna: de voorzieningenrechter) van 19 april 2002 op het verzoek van Likon om voorlopige voorziening heeft het college bij besluit van 24 mei 2002 het bezwaar van Likon tegen dit besluit gegrond verklaard, vergunning verleend en bepaald dat maximaal 69 recreatieverblijven mogen worden toegelaten en/of geplaatst, te onderscheiden in 69 toeristische standplaatsen voor mobiele kampeermiddelen.
Bij uitspraak van 10 juli 2002 heeft de rechtbank Arnhem het tegen dat besluit ingestelde beroep van Likon gegrond verklaard en het besluit van 24 mei 2002 vernietigd.
Gevolg gevend aan deze uitspraak heeft het college bij besluit van 26 augustus 2002 het bezwaar van Likon tegen het besluit van 11 februari 2002 wederom gegrond verklaard, vergunning verleend en het voorschrift dat maximaal 69 recreatieverblijven mogen worden toegelaten en/of geplaatst, te onderscheiden in 69 toeristische standplaatsen voor mobiele kampeermiddelen gehandhaafd.
Bij uitspraak van 17 oktober 2002, verzonden op 21 oktober 2002, heeft de voorzieningenrechter het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben Likon bij brief van 28 november 2002, bij de Raad van State ingekomen op 29 november 2002, en het college bij brief van 28 november 2002, bij de Raad van State ingekomen op 28 november 2002, hoger beroep ingesteld. Likon heeft haar hoger beroep aangevuld bij brief van 16 december 2002. Het college heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brief van 19 december 2002. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 20 januari 2003 respectievelijk 17 februari 2003 hebben Likon respectievelijk het college een memorie van antwoord ingediend.
Bij besluit van 5 maart 2003 heeft het college, gevolg gevend aan de uitspraak van de rechtbank van 17 oktober 2002, de bezwaren ongegrond verklaard.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 juni 2003, waar Likon, vertegenwoordigd door mr. P.J. Hödl, advocaat te Arnhem, en het college, vertegenwoordigd door mr. B.S. ten Cate, advocaat te Arnhem, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Likon betoogt dat de beslissing op bezwaar niet in mandaat had mogen worden genomen. Dit betoog faalt. Op een bezwaarschrift kan - anders dan bij beslissingen op een administratief beroep – bij mandaat worden beslist. Daarbij geldt als beperking dat op het bezwaarschrift niet krachtens mandaat mag worden beslist door degene die het primaire besluit in mandaat heeft genomen. Daarvan is in dit geval geen sprake. Het primaire besluit is namens het college genomen door het hoofd Welzijn, Educatie en Sport van de sector Beleid en de beslissing op bezwaar door de Directeur dienst Maatschappelijke Ontwikkeling.
2.2. Ook het betoog van Likon dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat haar beroep op het in artikel 39, tweede lid, van de Wet op de openluchtrecreatie (hierna: de Wor) opgenomen overgangsrecht niet kan slagen faalt.
2.2.1. In artikel 39, eerste lid, van de Wor is bepaald dat vergunningen, vrijstellingen en ontheffingen verleend op grond van de artikelen 14, 21, 22 en 27 van de Kampeerwet gedurende twee jaar na inwerkingtreding van de artikelen 8 en 13 tot en met 16 van kracht blijven, voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken. In het tweede lid van dit artikel is - voor zover hier van belang - bepaald dat indien aanvragen, ingediend in de periode genoemd in het eerste lid, voor vergunningen als bedoeld in artikel 8, ten behoeve van kampeerterreinen waarvoor vergunning, vrijstelling of ontheffing is verleend op grond van de artikelen 14, 21 of 22 van de Kampeerwet, zouden moeten worden geweigerd uitsluitend wegens strijd met een goedgekeurd bestemmingsplan of het ontbreken daarvan, burgemeester en wethouders niettemin de gevraagde vergunning verlenen. Ten aanzien van een hernieuwde aanvraag volgen burgemeester en wethouders dezelfde handelswijze.
2.2.2. De aanvraag van Likon is na de in artikel 39, tweede lid, bedoelde periode ingediend. Nu de op 12 juni 2001 door Kampeercentrum De Hooge Veluwe B.V. aangevraagde vergunning voor het Likon-terrein is geweigerd, is de aanvraag van Likon geen aanvraag ten behoeve van een kampeerterrein waarvoor vergunning is verleend. Ook van een hernieuwde aanvraag is dan geen sprake. Reeds hierom kan het beroep op het overgangsrecht niet slagen.
2.3. Likon betoogt verder dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat het plaatsen van stacaravans in strijd is met artikel 17 van het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Buitengebied Noord”. Het Likon-terrein heeft daarin de bestemming “Rekreatieve doeleinden met behoud van landschapswaarden – Camping”. Ingevolge artikel 17, eerste lid, onder a, van de planvoorschriften zijn de op de plankaart als zodanig aangewezen gronden uitsluitend bestemd voor verblijfsrecreatief gebruik in tenten en mobiele kampeervoertuigen, met de daarbij behorende voorzieningen, en voor het behoud en/of herstel van de op deze gronden voorkomende, dan wel daaraan eigen landschapswaarden. Ingevolge het tweede lid van dit artikel mogen de tenten en mobiele kampeervoertuigen uitsluitend geplaatst worden binnen de op de plankaart aangegeven “kampeerplaatsengrens”.
2.3.1. Hoewel het begrip "mobiele kampeervoertuigen" in het bestemmingsplan niet nader is gedefinieerd acht de Afdeling, mede gelet op de plantoelichting, met name het op pagina 87 opgenomen schema, voldoende aannemelijk geworden dat daarmee geen stacaravans worden bedoeld. Het plaatsen van stacaravans is derhalve in strijd met het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter is terecht en op goede gronden tot hetzelfde oordeel gekomen.
Ook ingevolge het ontwerp-bestemmingsplan "Buitengebied Arnhem Noord" zijn op het Likon-terrein geen stacaravans toegestaan.
2.4. Het college betoogt dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat hij een voorheen kennelijk bestendige uitleg en toepassing van de planvoorschriften abrupt ten nadele van Likon heeft verlaten, waarbij niet is gebleken dat met Likons belangen voldoende rekening is gehouden. Dit betoog slaagt.
2.4.1. Op 3 december 2001 is de Verordening op de Openluchtrecreatie door de raad van de gemeente Arnhem vastgesteld. Blijkens het raadsvoorstel tot vaststelling van deze Verordening is het beleid dat het college bij de uitvoering van deze Verordening wenst te voeren erop gericht om permanente bewoning in en verstedelijking van de natuurgebieden waarin de campings zijn gelegen zo veel mogelijk tegen te gaan. Toename van bebouwing die zich leent voor permanente bewoning, waaronder stacaravans, zal niet worden toegestaan. De Afdeling acht dit beleid niet onaanvaardbaar. Omdat de aanvraag van Likon dateert van na de inwerkingtreding van de Verordening, is deze terecht aan dit beleid getoetst. Dat voorafgaand aan de vergunningaanvraag door Kampeercentrum De Hooge Veluwe B.V. gesprekken zijn gevoerd tussen de Grontmij en vertegenwoordigers van de gemeente over de mogelijke inrichting van het Likon-terrein, leidt - nog afgezien van het feit dat partijen van mening verschillen over de inhoud en het doel van deze gesprekken - niet tot een ander oordeel. Op deze aanvraag is wat betreft het Likon-terrein immers afwijzend beslist. De aanvraag van Likon is dus een nieuwe aanvraag die door het college terecht als zodanig is behandeld.
2.4.2. Ter uitvoering van het hiervoor genoemde beleid is in januari 2002 een nulmeting gedaan teneinde de bestaande situatie vast te leggen. Voor de toen aanwezige stacaravans is een vergunning verleend. Op het Likon-terrein waren geen stacaravans aanwezig. De aanvraag van Likon heeft dus een toename van het aantal stacaravans tot gevolg, hetgeen in strijd is met het beleid. Anders dan Likon betoogt acht de Afdeling gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende aannemelijk dat dit beleid stringent wordt toegepast en dat tegen plaatsing van het aantal stacaravans in strijd met het beleid handhavend zal worden opgetreden.
2.4.3. Likon heeft verder betoogd dat aan Camping Arnhem in strijd met het beleid vergunning is verleend voor een toename van het aantal stacaravans. Zij meent dat het college, gelet hierop, ook haar vergunning voor het plaatsen van stacaravans had moeten verlenen. Het is de Afdeling uit de stukken en het verhandelde ter zitting echter gebleken dat met Camping Arnhem, voordat de Verordening in werking is getreden, afspraken zijn gemaakt over de bedoelde toename van het aantal stacaravans. Met Likon zijn dergelijke afspraken niet gemaakt. Het beroep van Likon op het gelijkheidsbeginsel slaagt derhalve niet.
2.4.4. Gezien het vorenstaande heeft het college terecht het standpunt ingenomen dat voor de door Likon gewenste stacaravans geen vergunning kan worden verleend. De voorzieningenrechter heeft dit miskend.
2.5. Het college heeft bij de beslissing op bezwaar evenwel niet zijn besluit van 11 februari 2002 tot afwijzing van het verzoek van Likon voor het plaatsen van 67 stacaravans gehandhaafd, maar aan Likon vergunning verleend onder het voorschrift dat maximaal 69 recreatieverblijven mogen worden toegelaten en/of geplaatst, te onderscheiden in 69 toeristische standplaatsen voor mobiele kampeermiddelen. Zoals blijkt uit de stukken en door Likon ter zitting ook nadrukkelijk is bevestigd, heeft Likon echter geen belangstelling voor standplaatsen voor mobiele kampeermiddelen. Het college is hier ten onrechte aan voorbij gegaan. De voorzieningenrechter heeft de vernietiging van de beslissing op bezwaar ten onrechte niet op deze grond doen steunen.
Hieruit volgt dat de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd voor zover daarbij is bepaald dat het college binnen zes weken na de datum van verzending van die uitspraak een nieuw besluit neemt op het bezwaar van Likon met inachtneming van die uitspraak, en voor het overige, met verbetering van gronden, dient te worden bevestigd.
2.6. Gevolg gevend aan de aangevallen uitspraak heeft het college op 5 maart 2003 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen. Het heeft daarbij de bezwaren van Likon ongegrond verklaard. Dit besluit moet worden aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 6:18 van de Algemene wet bestuursrecht, zodat het hoger beroep van Likon ingevolge artikel 6:19, eerste lid, in samenhang met artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht geacht moet worden mede te zijn gericht tegen dit besluit. Gezien hetgeen in overweging 2.5 is overwogen zal de Afdeling dit besluit vernietigen.
2.7. De Afdeling ziet geen grond voor toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de hoger beroepen gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Arnhem van 17 oktober 2002, AWB 02/1844 en AWB 02/1845, voor zover daarbij is bepaald dat het college binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit neemt op het bezwaar van Likon met inachtneming van die uitspraak;
III. bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Arnhem van 5 maart 2003;
V. gelast dat de gemeente Arnhem aan Likon het door haar voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht (€ 327,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. W. van den Brink, Leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Sluiter, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Sluiter
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2003
13-292.