Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AI0613

Datum uitspraak2003-05-09
Datum gepubliceerd2003-07-31
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers02/957 WSF
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afronding van studie binnen studiejaar. Kan bij het inleveren van de scriptie op de laatste dag van het studiejaar worden verwacht dat de studie nog in dit studiejaar officieel tot afronding komt?


Uitspraak

02/957 WSF U I T S P R A A K in het geding tussen: [appellante], wonende te [woonplaats], appellante, en de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep, gedaagde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Bij besluit van 11 juli 2001 heeft gedaagde ongegrond verklaard het bezwaar van appellante tegen het besluit van 6 februari 2001 waarbij gedaagde heeft bepaald dat appellante met ingang van 1 januari 2002 f 100,- (€ 45,37) per maand moet aflossen op haar lening op grond van de Wet op de studiefinanciering (WSF). Bij uitspraak van 28 december 2001 heeft de rechtbank Roermond het beroep van appellante tegen het besluit van 11 juli 2001 ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft appellante op bij beroepschrift van 9 februari 2002 (met bijlagen) aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld. Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend, gedateerd 16 april 2002. Het geding is behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 28 maart 2003, waar appellante niet is verschenen en waar gedaagde zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. M. van der Toorn, werkzaam bij de Informatie Beheer Groep. II. MOTIVERING Voor een uitvoerige weergave van de te dezen relevante feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak van de rechtbank. Op of omstreeks 8 november 1999 heeft het College van Bestuur van de Universiteit Maastricht aan gedaagde medegedeeld dat appellante in het studiejaar 1998-1999 niet heeft voldaan aan de eis van het behalen van 21 studiepunten als vermeld in artikel 17b, eerste lid, van de WSF. Naar aanleiding hiervan heeft gedaagde appellante op 10 december 1999 bericht dat haar basisbeurs en aanvullende beurs over de periode september 1998 tot en met augustus 1999 zijn omgezet in een rentedragende lening. Vervolgens heeft gedaagde het bij het bestreden besluit gehandhaafde besluit van 6 februari 2000 betreffende de aflossing van genoemde lening genomen. Appellante heeft aangevoerd dat zij in het studiejaar 1998-1999, als laatste onderdeel van haar doctoraalexamen Nederlands recht, is bezig geweest met het vervaardigen van haar afstudeerscriptie en deze op 30 augustus 1999 bij haar begeleider heeft ingeleverd die deze scriptie nog dezelfde dag gunstig heeft beoordeeld. Naar haar mening is zij derhalve materieel nog juist in het studiejaar 1998-1999 afgestudeerd zodat zij in dat jaar geen studiepunten behoefde te halen. Van omzetting van haar beurs in een lening kon dan ook geen sprake zijn. Indien het formeel afronden van haar studie - op 29 oktober 1999 - hier echter als maatgevend zou moeten worden beschouwd, heeft appellante zich - subsidiair - op het standpunt gesteld dat toepassing had behoren te worden gegeven aan de hardheidsclausule. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat het studiejaar waarin de studerende zijn studie afrondt en waarin niet aan de studievoortgangsnorm behoeft te zijn voldaan, het studiejaar betreft waarin de studerende officieel afstudeert. Dit is in dit geval het studiejaar 1999-2000. Nu appellante in het studiejaar 1998-1999 niet aan de studievoort-gangsnorm heeft voldaan, heeft gedaagde terecht vastgesteld dat de basisbeurs en de aanvullende beurs van appellante zijn omgezet in een lening. Voorts is de Raad met de rechtbank en op de door deze daarvoor aangegeven gronden van oordeel dat niet kan worden staande gehouden dat gedaagde niet in redelijkheid heeft kunnen weigeren in dit geval gebruik te maken van haar bevoegdheid tot toepassing van de hardheidsclausule. Nu appellante haar afstudeerscriptie eerst op 30 augustus 1999, zijnde de voorlaatste dag van het studiejaar 1998-1999, bij haar docent heeft ingeleverd, kon zij ook niet verwachten dat haar studie nog in dit studiejaar officieel tot afronding zou kunnen komen. Gezien het vorenstaande kan het hoger beroep niet slagen en komt de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus gegeven door mr. J. Janssen als voorzitter en mr. H. Bolt en mr. J.Th. Wolleswinkel als leden, in tegenwoordigheid van drs. T.R.H. van Roekel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 9 mei 2003. (get.) J. Janssen. (get.) T.R.H. van Roekel.