
Jurisprudentie
AI0619
Datum uitspraak2003-07-10
Datum gepubliceerd2003-07-29
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers01/3022 AW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-07-29
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers01/3022 AW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Kostenvergoeding bestuurlijke voorprocedure. Vertoonde de primaire besluitvorming dermate ernstige gebreken dat het bestuursorgaan tegen beter weten in een onrechtmatig besluit heeft genomen?
Uitspraak
01/3022 AW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft op de bij een aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 26 april 2001, nr. 00/1134, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 5 juni 2003, waar appellant in persoon is verschenen en gedaagde zich niet heeft laten vertegenwoordigen.
II. MOTIVERING
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten.
1.2. Bij besluit van 22 oktober 1998 heeft gedaagde, naar aanleiding van een verzoek van appellant van 4 september 1998 om uitbetaling van niet genoten verlofuren, het aantal niet genoten verlofuren bepaald op 96.
1.3. Appellant heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt, omdat hij van mening was dat hij recht had op uitbetaling van 249 niet genoten verlofuren. Daarbij heeft hij onder meer verwezen naar het - door hem aldus aangeduide - gentlemen's agreement dat voorafgaand aan zijn aanstelling met hem is gesloten.
1.4. Bij besluit van 23 november 1999 heeft gedaagde het bezwaar gegrond verklaard.
1.5. Bij brief van 4 maart 2000 heeft appellant bij gedaagde kosten gedeclareerd in verband met de bezwaarschriftprocedure tegen het besluit van 22 oktober 1998.
1.6. Bij besluit van 16 mei 2000 heeft gedaagde aan appellant medegedeeld dat een gedeelte van de gedeclareerde kosten niet wordt vergoed.
1.7. Het door appellant tegen dat besluit gemaakte bezwaar is bij besluit van 19 september 2000 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het door appellant tegen dat besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Volgens vaste rechtspraak van de Raad dienen kosten die zijn gemaakt in het kader van een zogenoemde bestuurlijke voorprocedure in beginsel voor rekening van de indiener van het bezwaar- of beroepschrift te blijven en komen deze slechts in bijzondere gevallen voor vergoeding door het bestuursorgaan in aanmerking. Daarvan is sprake als gezegd moet worden dat de primaire besluitvorming dermate ernstige gebreken vertoonde, dat het bestuursorgaan tegen beter weten in een onrechtmatig besluit heeft genomen.
4.2. In hetgeen appellant heeft aangevoerd ziet de Raad geen grond voor de vaststelling dat zich hier een dergelijk geval voordoet. De Raad acht daarvoor doorslaggevend dat geenszins is gebleken dat gedaagde bij de primaire besluitvorming het oogmerk heeft gehad bij appellant gewekte verwachtingen niet te honoreren. In bezwaar is gedaagde vervolgens tot het nadere inzicht gekomen dat appellant wel aanspraak kon maken op uitbetaling van alle - 249 - gedurende zijn aanstelling niet genoten verlofuren.
4.3. De aangevallen uitspraak dient gelet op het voorgaande te worden bevestigd.
4.4. Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.
4.5. Voor de goede orde merkt de Raad nog op dat de inmiddels in artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht neergelegde norm gelet op het toepasselijke overgangsrecht in dit geval niet van toepassing is.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gewezen door mr. H.A.A.G. Vermeulen als voorzitter en mr. drs. Th.G.M. Simons en mr. J.H. van Kreveld als leden, in tegenwoordigheid van mr. P.J.W. Loots als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2003.
(get.) H.A.A.G Vermeulen.
(get.) P.J.W. Loots.