Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AI0707

Datum uitspraak2001-06-20
Datum gepubliceerd2003-08-01
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers66059
Statusgepubliceerd


Indicatie

vrouw verzoekt in kader voorlopige voorzieningen te bepalen dat aan haar de auto tot haar gebruik ter beschikking wordt gesteld en wel een weekend per veertien dagen


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-HERTOGENBOSCH Uitspraak : 20 juni 2001 Beschikking betreffende voorlopige voorzieningen in de zaak van: [namen van de vrouw], wonende te [woonplaats], procureur mr. J.J. Beerens, tegen: [namen van de man] wonende te [woonplaats], verblijvende te [verblijfplaats], procureur mr. A.G.M. Kocken, partijen, ook wel aan te duiden als respectievelijk de vrouw en de man. Inleiding De rechtbank heeft kennisgenomen van: - het verzoekschrift (met bijlagen) van de vrouw, ontvangen ter griffie op 4 mei 2001; - de correspondentie, waaronder met name: * een brief van mr. Kocken gedateerd 5 juni 2001 (met bijlagen); * een brief van mr. Beerens gedateerd 5 juni 2001 (met bijlagen). De zaak is behandeld ter zitting van 6 juni 2001. Verschenen zijn partijen en hun procureurs. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Beoordeling Echtelijke woning, versta-clausule, toevertrouwing en omgangsregeling Terzake van de niet in geschil zijnde nevenvoorziening (toevertrouwing) en terzake van hetgeen partijen ter zitting overeenstemming hebben bereikt (het gebruik van de echtelijke woning, de voldoening van de woonlasten en de omgangsregeling) zal worden beslist als na te melden. De vrouw heeft toegezegd dat de omgangsregeling op woensdag in de maand juni in de echtelijke woning kan plaatsvinden. Alimentatie Rekening houdend met onder meer de lasten verbonden aan de echtelijke woning en de kosten omgangsregeling zijn partijen voorts na te melden kinderalimentatie overeengekomen. Zij zijn het erover eens dat -naast de voorlopige kinderalimentatie- op dit moment geen ruimte is voor een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw. De rechtbank zal zich aan het vorenstaande conformeren en dienovereenkomstig beslissen. Auto De vrouw heeft verzocht te bepalen dat aan haar de auto tot haar gebruik ter beschikking wordt gesteld en wel 1 keer per 14 dagen een weekend van vrijdagavond 18.00 uur tot zondagavond 18.00 uur. Ter zitting heeft zij in dat kader nog aangegeven dat de auto valt onder de goederen strekkende tot het dagelijks gebruik. De man heeft daartegen aangevoerd dat dit verzoek ten aanzien van de auto geen verzoek in het kader van de voorlopige voorzieningen is, alsmede dat de man de auto voor zijn werk niet kan missen. In het kader van artikel 822 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) kan de rechtbank bij beschikking voor de duur van het geding onder meer, voorzover hier van belang: a. bepalen dat één der echtgenoten bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning met bevel dat de andere echtgenoot die woning dient te verlaten en verder niet mag betreden; b. bevelen dat ieder der echtgenoten aan de andere echtgenoot beschikbaar zal stellen de goederen tot diens dagelijks gebruik strekkend, alsmede ..... Hoewel de echtgeno(o)t(e), aan wie bij wege van voorlopige voorziening het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning is toegekend, daaraan in beginsel -gelet op de strekking van artikel 822 onder a Rv.- ook het recht ontleent op uitsluitend gebruik van de gehele zich in die woning bevindende inboedel, moet in casu geconstateerd worden dat de auto niet behoort tot de inboedel en ook niet tot de woning, zodat de vrouw niet op de enkele grond van de toewijzing van de echtelijke woning het (uitsluitend) gebruik van de auto heeft dan wel kan vorderen. Daarbij is niet van belang of die auto (voorheen) bij de woning of in een bij die woning behorende garage placht te worden geparkeerd (vergelijk Pres. Rb. Zutphen, 29-11-1982 KG 1982/219). Of een auto behoort tot de goederen tot het dagelijks gebruik strekkend ten aanzien van een der echtgenoten, zoals bedoeld in artikel 822 onder b Rv., zal afhangen van een aantal factoren. Met goederen tot het dagelijks gebruik strekkende wordt immers in eerste instantie gedoeld op met name kledingstukken, persoonlijke toiletartikelen, brillen en gebruikelijke sieraden (zoals een horloge). Tot de goederen tot het dagelijks gebruik strekkende kunnen echter, afhankelijk van de omstandigheden, ook de goederen en zaken gerekend worden die men (vrijwel) dagelijks voor de uitoefening van zijn bedrijf of beroep nodig heeft. Daarbij valt met name te denken aan de goederen en zaken die onontbeerlijk zijn voor een goede beroepsuitoefening. In dat kader kan echter ook gedacht worden aan voorhanden zijnde vervoermiddelen (zoals auto's, snor-, brom- of gewone fietsen) ingeval deze noodzakelijk zijn voor het werk zelf of om op een adequate wijze op de werkplek te komen, zeker als die vervoermiddelen in het verleden ook in dat verband nagenoeg dagelijks gebruikt zijn. Als een voorhanden zijnd vervoermiddel niet als een goed tot het dagelijks gebruik strekkend kan worden aangemerkt, dan zal de ter beschikkingstelling c.q. afgifte daarvan vallen buiten het kader van de voorlopige voorzieningen en zal daarover bijvoorbeeld in kort geding beslist moeten worden, waarbij niet alleen met de (verdeling van de) huwelijksgoederengemeenschap, of juist het ontbreken daarvan, rekening gehouden kan worden maar ook met de redelijkheid en billijkheid. In casu staat tussen partijen vast dat de man de auto (nagenoeg) dagelijks nodig heeft voor zijn werk nu hij onregelmatige diensten heeft en drie weekeinden per maand werkt, terwijl de vrouw de auto niet, althans niet noodzakelijkerwijs, nodig heeft voor haar werk. Bovendien wordt door haar de afgifte van de auto ook niet gevraagd voor haar werk maar voor privé-doeleinden in het weekend. Daarmee staat vast dat de auto in elk geval niet geacht kan worden tot het dagelijks gebruik van de vrouw te strekken, waaraan de stelling van de vrouw dat de huidige partner van de man over een auto beschikt waarvan de man in voorkomende gevallen gebruik zou kunnen maken -welk laatste de man betwist omdat die partner ook in het weekend werkt- niet afdoet. Voorzover de vrouw met haar verzoek bedoeld zou hebben dat zij recht heeft op omgang met de auto en dat in dat kader de auto aan haar gedurende een weekend per veertien dagen ter beschikking moet worden gesteld, kan de rechtbank haar daarin niet volgen omdat, nog afgezien dat het hier om een gebruiksartikel gaat, artikel 822 Rv daarin niet voorziet. Deze vordering van de vrouw dient dan ook afgewezen te worden. DE BESLISSING: De rechtbank: bepaalt dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] te [woonplaats], met bevel dat de man die woning dient te verlaten en deze verder niet mag betreden; bepaalt dat de twee minderjarige kinderen van partijen aan de vrouw zullen worden toevertrouwd; verklaart dat deze beschikking tot zover zonodig met behulp van de sterke arm zal kunnen worden tenuitvoergelegd; bepaalt het bedrag dat de man met ingang van 20 juni 2001 voorlopig moet betalen tot verzorging en opvoeding van elk kind op fl. 265,-- per maand, bij vooruitbetaling te voldoen, vermeerderd met het bedrag van iedere uitkering die hem op grond van geldende wetten en/of regelingen ten behoeve van deze minderjarigen kan of zal worden verstrekt; stelt de navolgende regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast: de man is gerechtigd tot vrijelijke omgang met de twee minderjarige kinderen van partijen: - twee keer per vier weken, waarbij de omgang zal plaatsvinden * de ene keer van vrijdag 9.00 uur tot zaterdag 20.00 uur, en * de andere keer van vrijdag 15.30 uur tot zondag 17.30 uur - iedere woensdag van 12.30 uur tot 21.00 uur; verstaat dat de man de rente en aflossingen van de op de echtelijke woning rustende hypothecaire geldlening (fl. 1.554,42 per maand) en de overige eigenaarslasten (fl. 175,-- per maand) voor zijn rekening neemt; wijst af het meer of anders verzochte. Deze beschikking is gegeven door mr. C.W.P. van Gelder, rechter tevens kinderrechter en in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2001, in tegenwoordigheid van de griffier.