
Jurisprudentie
AI0772
Datum uitspraak2003-07-29
Datum gepubliceerd2003-08-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200303787/2
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-08-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200303787/2
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 6 november 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen (hierna: het college) verzoekster gelast om de overkapping van een zwembad op het perceel [locatie] te [plaats] vóór
1 februari 2003 te verwijderen, dan wel deze te halveren, waartoe voor het resterende deel alsnog een bouwvergunning dient te worden aangevraagd. Verder is in dat besluit bepaald dat voor iedere keer dat wordt geconstateerd dat de overkapping van het zwembad nog niet geheel of gedeeltelijk voor wat betreft een oppervlakte van 60 m2 is verwijderd, een dwangsom wordt verbeurd van € 1.000,00 met een maximum van € 25.000,00.
Uitspraak
200303787/2.
Datum uitspraak: 29 juli 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekster], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Leeuwarden van 23 mei 2003 in het geding tussen:
verzoekster
en
het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 6 november 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen (hierna: het college) verzoekster gelast om de overkapping van een zwembad op het perceel [locatie] te [plaats] vóór
1 februari 2003 te verwijderen, dan wel deze te halveren, waartoe voor het resterende deel alsnog een bouwvergunning dient te worden aangevraagd. Verder is in dat besluit bepaald dat voor iedere keer dat wordt geconstateerd dat de overkapping van het zwembad nog niet geheel of gedeeltelijk voor wat betreft een oppervlakte van 60 m2 is verwijderd, een dwangsom wordt verbeurd van € 1.000,00 met een maximum van € 25.000,00.
Bij besluit van 11 maart 2003 heeft het college het daartegen door verzoekster gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, de last in die zin aangepast dat er een dwangsom wordt verbeurd van € 1.000,00 voor elke week, waarin de overkapping nog niet geheel of gedeeltelijk voor wat betreft een oppervlakte van 60 m2 is verwijderd, met een maximum van
€ 25.000,00 en de begunstigingstermijn gesteld op 1 juli 2003. Voorts heeft het college het verzoek om vergoeding van de kosten die verzoekster heeft gemaakt in de bezwaarschriftenprocedure afgewezen.
Bij uitspraak van 23 mei 2003, verzonden op 26 mei 2003, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te Leeuwarden (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door verzoekster ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoekster bij brief van 11 juni 2003, bij de Raad van State ingekomen op 12 juni 2003, hoger beroep ingesteld.
Tevens heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 juli 2003, waar verzoekster in persoon, bijgestaan door mr. J. Nijenhuis, advocaat te Heerenveen, en het college, vertegenwoordigd door mr. J. Kleefstra, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Voorshands is niet buiten twijfel dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure in stand zal blijven. Onder die omstandigheden en gelet op de betrokken belangen, ziet de Voorzitter aanleiding om de besluiten van
6 november 2002 en 11 maart 2003 te schorsen totdat de Afdeling in het bodemgeschil uitspraak heeft gedaan. De Voorzitter neemt daarbij in aanmerking dat er een onomkeerbare situatie kan ontstaan, indien aan het dwangsombesluit uitvoering wordt gegeven.
2.2. Het college dient op de na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen van 6 november 2002 en 11 maart 2003, totdat de Afdeling in het bodemgeschil uitspraak heeft gedaan;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen in de door verzoekster in verband met de behandeling van het verzoek gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 697,71, waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het totale bedrag dient door de gemeente Heerenveen te worden betaald aan verzoekster;
III. gelast dat de gemeente Heerenveen aan verzoekster het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht (€ 175,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. I.A. Molenaar, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens w.g. Molenaar
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2003
369.

