Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AI0793

Datum uitspraak2003-08-06
Datum gepubliceerd2003-08-06
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200204818/2
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 1 mei 2002, kenmerk 02.0004459, heeft verweerder verklaard dat de op 7 maart 2002 van de [vergunninghoudster] ontvangen melding voldoet aan artikel 8.19, tweede lid, aanhef en onder a van de Wet milieubeheer. Tevens heeft verweerder met dit besluit de melding geaccepteerd.


Uitspraak

200204818/2. Datum uitspraak: 6 augustus 2003 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellant], wonend te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van Son en Breugel, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 1 mei 2002, kenmerk 02.0004459, heeft verweerder verklaard dat de op 7 maart 2002 van de [vergunninghoudster] ontvangen melding voldoet aan artikel 8.19, tweede lid, aanhef en onder a van de Wet milieubeheer. Tevens heeft verweerder met dit besluit de melding geaccepteerd. Bij besluit van 13 augustus 2002, verzonden op 13 augustus 2002, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 2 september 2002, bij de Raad van State ingekomen op 3 september 2003, beroep ingesteld. De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 23 april 2003. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 juli 2003, waar appellant vertegenwoordigd door mr. H.G.M. van der Westen (advocaat te Eindhoven), en verweerder, vertegenwoordigd door H.C.R. van Heeswijk, ing. Ag. M. Middendorp en ing. T.S. Schoon (ambtenaren van de gemeente) zijn verschenen. Tevens zijn namens vergunninghoudster als partij gehoord mr. M.B.Ph. Geeraedts (advocaat te Den Bosch), en [partijen]. 2. Overwegingen 2.1. Bij uitspraak van heden heeft de Afdeling in zaak 200206282/1 ten aanzien van de onderhavige inrichting de aangevraagde revisievergunning goeddeels in stand gelaten. Deze vergunning ziet, onder meer, op de activiteiten die voorwerp zijn van de in het bestreden besluit aanvaarde melding. Gelet hierop en nu noch ter zitting, noch anderszins is gebleken van feiten of omstandigheden die op het tegendeel wijzen, is de Afdeling van oordeel dat appellant geen processueel belang meer heeft bij een beoordeling van de rechtmatigheid van de onderhavige beschikking. Het beroep moet derhalve reeds om deze reden niet-ontvankelijk worden verklaard. 2.2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep niet-ontvankelijk; Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, Voorzitter, en mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd en mr. J.G.C. Wiebenga, Leden, in tegenwoordigheid van G.K. Klap, ambtenaar van Staat. w.g. Konijnenbelt w.g. Klap Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2003 315.