Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AI0934

Datum uitspraak2003-06-25
Datum gepubliceerd2003-08-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers2200420502
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het bewezenverklaarde levert op: 1:medeplegen van poging tot doodslag; 2 primair: poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen; 3:openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft; 5:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III; 6:diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, door twee of meer verenigde personen; 7:poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, door twee of meer verenigde personen; 8 subsidiair en 9 subsidiair: opzetheling, meermalen gepleegd; 10:diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, door twee of meer verenigde personen; 11:Als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenst vreemdeling is verklaard.


Uitspraak

parketnummer 0975717402 datum uitspraak 25 juni 2003 tegenspraak GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken ARREST gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 22 oktober 2002 in de strafzaak tegen de verdachte: [verdachte] 1. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 11 juni 2003. 2. Tenlastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd. Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd. 3. Procesgang In eerste aanleg is de verdachte van het onder 4, 8 primair en 9 primair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 2 primair, 3, 5, 6, 7, 8 subsidiair, 9 subsidiair, 10 en 11 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest. Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. 4. Omvang van het hoger beroep De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep medegedeeld dat het hoger beroep niet gericht is tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissing ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde. Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van het hof onderworpen. 5. Beoordeling van het vonnis Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt. 6. Vrijspraak Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 8 primair en 9 primair is tenlastegelegd. De verdachte moet derhalve hiervan worden vrijgesproken. 7. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3, 5, 6, 7, 8 subsidiair, 9 subsidiair, 10 en 11 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt. Hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. 8. Verzoek tot het doen horen van getuigen De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep het hof verzocht een nader onderzoek te gelasten nu de verdachte op die zitting zijn verklaring heeft gewijzigd en het volgens de raadsman niet valt uit te sluiten dat [slachtoffer 1] als eerste heeft geschoten. De raadsman heeft in verband daarmee het hof verzocht de getuigen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] opnieuw bij de rechter-commissaris te doen horen. De raadsman heeft daartoe aangevoerd, zakelijk weergegeven, dat uit de verklaringen van verdachte, zijn medeverdachte [medeverdachte] en de getuige [getuige] afgeleid kan worden dat[naam] degene is geweest die als eerste heeft geschoten, hetgeen zou betekenen dat de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] (de schutter) zouden hebben gehandeld uit noodweer. Het hof overweegt met betrekking tot het verzoek als volgt. Uit het onderzoek komt naar voren dat [slachtoffer 1] steeds consistent heeft verklaard dat [mededader] op hem af kwam lopen met een pistool in zijn hand en dat toen [slachtoffer 1] achter een geparkeerd staande auto wegdook, de medeverdachte [medeverdachte] op hem begon te schieten. De verdachte zou aanwijzingen hebben gegeven met betrekking tot de plaats waar hij zich bevond. [slachtoffer 1] heeft ook verklaard eerst daarna te hebben teruggeschoten om zichzelf te beschermen. Deze lezing van het gebeurde wordt bevestigd door verklaringen van meerdere getuigen, waaronder een aantal (de auditu)verklaringen van personen die niet tot de kring van [slachtoffer 1] behoren. Daartegenover staat de onverenigbaarheid van de door de verdachte bij eerdere gelegenheden afgelegde verklaringen met diens verklaring ter terechtzitting in hoger beroep. Verdachte heeft tot de behandeling van zijn zaak in hoger beroep steeds ontkend bij de schietpartij aanwezig te zijn geweest. Eerst ter terechtzitting in hoger beroep heeft hij verklaard dat hij wel aanwezig was, maar verder niets heeft ondernomen, en dat [slachtoffer 1] is begonnen met schieten. Gelet op het bovenstaande is het hof van oordeel dat geen feiten en omstandigheden aannemelijk zijn geworden die steun geven aan de veronderstelling dat de zaken zich hebben afgespeeld zoals door de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht, hetgeen leidt tot de conclusie dat voor het nader horen van de getuigen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geen noodzaak aanwezig is. Het hof wijst het verzoek derhalve af. 9. Bewijsvoering Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandig-heden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen. 10. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: 1: medeplegen van poging tot doodslag; 2 primair: poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen; 3: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft; 5: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III; 6: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, door twee of meer verenigde personen; 7: poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, door twee of meer verenigde personen; 8 subsidiair en 9 subsidiair: opzetheling, meermalen gepleegd; 10: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, door twee of meer verenigde personen; 11: Als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenst vreemdeling is verklaard. 11. Strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. 12. Strafmotivering De advocaat-generaal mr. Kaptein heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 als medeplegen van poging tot doodslag, 2 primair, 3, 5, 6, 7, 8 subsidiair, 9 subsidiair, 10 en 11 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich in een betrekkelijk korte tijd schuldig gemaakt aan een reeks ernstige strafbare feiten. De verdachte heeft allereerst met zijn mededader geprobeerd van een hem bekende buurtgenoot een scooter afhandig te maken door deze te achtervolgen en vervolgens zijn mededader aanwijzingen te geven omtrent de plaats waar het slachtoffer zich bevond, zodat zijn mededader in staat werd gesteld meerdere kogels op het slachtoffer af te vuren. Het is niet aan verdachtes handelen te danken dat het slachtoffer (of een der omstanders) bij die gelegenheid niet dodelijk is getroffen. Hoewel de verdachte niet degene is geweest die de kogels afvuurde, rekent het hof de verdachte dit feit toch zwaar aan. Een dergelijk handelen, waarbij er sprake was van een zeer nauwe samenwerking tussen de mededaders, op klaarlichte dag, in de aanwezigheid van andere mensen waaronder spelende kinderen, verdient een scherpe strafrechtelijke sanctie. Daarnaast draagt een delict als het onderhavige een voor de rechtsorde schokkend karakter en brengt het bij de burgers angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg. Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan een ernstig geval van openlijke geweldpleging. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen. Het bezit van vuurwapens kan leiden tot ernstige vormen van geweldpleging, zodat streng tegen onbevoegd wapenbezit dient te worden opgetreden. Tenslotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan twee winkelinbraken en een poging daartoe, heeft hij een scooter en een telefoon voorhanden gehad terwijl hij wist dat deze goederen van een misdrijf afkomstig waren. Ook heeft hij als vreemdeling in Nederland verbleven, terwijl hij wist dat hij tot ongewenst vreemdeling was verklaard. Verdachte heeft met het plegen van deze feiten blijk gegeven andermans eigendommen niet te ontzien en snel zijn toevlucht te zoeken tot ernstige vormen van geweldpleging. Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 3 juni 2003, reeds meermalen is veroordeeld terzake van vermogens- en geweldsdelicten, waarbij hem reeds gevangenisstraffen -ondermeer- van niet geringe duur zijn opgelegd, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen. Het hof is, gelet op het bovenstaande, van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden aanmerkelijke duur een passende reactie vormt. 12. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 47, 57, 141, 197, 287, 310, 311, 312, 317 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. Beslissing Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep -voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen- en doet opnieuw recht. Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3, 5, 6, 7, 8 subsidiair, 9 subsidiair, 10 en 11 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIJF JAREN. Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. Dit arrest is gewezen door mrs. Oosterhof, Aler en Heemskerk, in bijzijn van de griffier mr. Berkepeis. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 juni 2003. Mr. Heemskerk is buiten staat dit arrest te ondertekenen. ------------------------------------ Bewezenverklaring 1. hij op 15 december 2001 te ’s-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander met dat opzet - [slachtoffer 1] met een scooter heeft achtervolgd, en vervolgens - aanwijzingen heeft gegeven over de bevindplaats/positie van die [slachtoffer 1] en - meermalen, met een vuurwapen een aantal kogels op en/of in de richting van genoemde [slachtoffer 1] heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. hij op 15 decemer 2001 te –’s-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een motorscooter (merk Gilera) toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader, met zijn mededader, die - [slachtoffer 1] heeft achtervolgd, en vervolgens - een vuurwapen heeft gericht op het lichaam van die [slachtoffer 1] en daarbij die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd “Geef die motor” terwijl de uitvoering vna dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 3. hij op 26 november 2001 te ’s-Gravenhage met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, […]straat en/of de […]laan, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] (bijnaam: ‘[naam]’), welk geweld bestond uit - het met kracht, met de vuist, in het gezicht, althans tegen het hoofd, slaan en/of stompen en - het vastpakken en vasthouden van die [slachtoffer 2] en - het met een stoeptegel tegen het gezicht en/of het hoofd slaan, - het in de richting van een auto trekken en/of rukken van die [slachtoffer 2], waarbij hij, verdachte, genoemde [slachtoffer 2] tegen het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft geslagen, en welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel voor genoemde [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad; 5. hij op 17 april 2002 te ’s-Gravenhage een wapen van categorie III, te weten een pistool, merk FN, voorhanden heeft gehad; 6. hij op 09 april 2002 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een juwelierswinkel heeft weggenomen - tachtig gouden halskettingen en - twaalf gouden damessetjes (elk bestaande uit: ketting, armband, oorbellen en een ring) en - drie gouden herenringen en - weegapparatuur en testapparatuur en - een laptop-computer (merk Toshiba), toebehorende aan [slachtoffer 3] zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door braak op één toegangsdeur en verbreking van meerdere vitrines; 7. hij op 03 april 2002 te ’s-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een telefoonwinkel (gevestigd aan de [adres]) weg te nemen mobiele telefoons en/of andere goederen en/of geld, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders en zcih daarbij de toegang tot die winkel te verschaffen door middel van braak, zijn mededaders - een toegangshekwerk tot die winkel hebben geforceerd en vervolgens - met behulp van een koevoet en/of een schroevendraaier een toegangsdeur tot die winkel hebben geforceerd, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid; 8. Subsidiar, Hij in de periode van 19 maart 2002 tot en met 17 april 2002 te s’-Gravenhage een mobiele telefoon, merk Nokia, type 6510 voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde vna het voorhanden krijgen van die mobiele telefoon wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof; 9. Subsidiar, Hij in de periode van 02 december 2001 tot en met 17 april 2002 te ’s-Gravenhage, een motorscooter (merk Gilera, type Runner 180 CC) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die motorscooter wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof; 10. hij op 19 oktober 2001 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een telecomwinkel heeft weggenomen - drieëntwintig mobiele telefoons en - twintig SIM-kaarten en - vijftien handsfree-setjes toebehorende aan [slachtoffer 4], zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door een rolluik en vervolgens een toegangsdeur van die telecomwinkel te forceren; 11. hij in de periode van 1 september 2001 tot en met 17 april 2002 te ’s-Gravenhage als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, tot ongewenst vreemdeling was verklaard;