Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AI1096

Datum uitspraak2003-06-25
Datum gepubliceerd2003-08-13
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 03/00294
Statusgepubliceerd


Indicatie

art. 6 EVRM: Voor wat betreft het verweer van de betrokkene dat door afwezigheid van de officier van justitie ter zitting van de kantonrechter de betrokkene zich niet behoorlijk heeft kunnen verdedigen, geldt dat de aanwezigheid van de officier van justitie ter zitting wel gewenst, maar niet wettelijk vereist is en dat niet aannemelijk is geworden dat de betrokkene zich ten gevolge van de afwezigheid van de officier van justitie niet behoorlijk heeft kunnen verdedigen. Er is derhalve geen reden om ervan uit te gaan dat er geen sprake is van een eerlijke en onpartijdige behandeling.


Uitspraak

WAHV 03/00294 25 juni 2003 CJIB 39045952608 Gerechtshof te Leeuwarden Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank te Maastricht van 5 november 2002 betreffende [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), wonende te [woonplaats] 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Maastricht ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Het procesverloop De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De betrokkene is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. 3. Beoordeling 3.1. Ingevolge het bepaalde in artikel 14 WAHV kan tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep bij het gerechtshof te Leeuwarden worden ingesteld, indien de opgelegde administratieve sanctie bij die beslissing meer bedraagt dan Euro € 70,--, of indien de betrokkene niet-ontvankelijk is verklaard wegens het niet of niet tijdig stellen van zekerheid als bedoeld in art. 11, derde lid, WAHV. De aan de betrokkene opgelegde sanctie bedraagt € Euro 40,84 (ƒ 90,--). 3.2. Het beroepschrift strekt ten betoge dat de betrokkene niettemin in zijn hoger beroep kan worden ontvangen, omdat de appelgrens van Euro€ 70-- discriminerend zou zijn. De betrokkene beroept zich daarmee op schending van zijn burgerrechten. 3.3. Art. 14, eerste lid, WAHV is niet strijdig met art. 6 EVRM (Hof Leeuwarden, 14 juni 2000, VR 2000, 161). Het betoog van de betrokkene faalt derhalve. 3.4. Voor zover de betrokkene met hetgeen hij overigens, onder 1. t/m 5., tegen de beslissing van de kantonrechter aanvoert, wil betogen dat hij in zijn beroep moet worden ontvangen, overweegt het hof dat de kantonrechter - expliciet, dan wel impliciet - inhoudelijk heeft beslist op de punten 2. t/m 5. Van belang is hierbij dat de kantonrechter had kunnen oordelen dat de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden, het opleggen van een sanctie niet billijken, dan wel dat, gelet op de omstandigheden waarin de betrokkene verkeert, een lager bedrag van de administratieve sanctie diende te worden vastgesteld. Het enkele feit dat de kantonrechter de grieven niet heeft gehonoreerd brengt niet mee dat hij is getreden buiten het toepassingsgebied van art. 13 WAHV dan wel dat hij zo fundamentele beginselen van behoorlijke rechtspleging heeft geschonden dat geen sprake is van een eerlijke en onpartijdige behandeling. Voor het onder 1. opgeworpen bezwaar, dat door afwezigheid van de officier van justitie ter zitting van de kantonrechter de betrokkene zich niet behoorlijk heeft kunnen verdedigen, geldt dat de aanwezigheid van de officier van justitie ter zitting wel gewenst, maar niet wettelijk vereist is (HR 18 januari 1994, VR 1994/49) en dat niet aannemelijk is geworden dat de betrokkene zich ten gevolge van de afwezigheid van de officier van justitie niet behoorlijk heeft kunnen verdedigen. Er is derhalve geen reden om er van uit te gaan dat er geen sprake was van een eerlijke en onpartijdige behandeling. Ook voor het overige faalt het betoog van de betrokkene derhalve. 3.5. Het beroep van de betrokkene zal worden verworpen. 4. De beslissing Het gerechtshof: verwerpt het beroep. Dit arrest is gewezen door mr. Dijkstra, in tegenwoordigheid van mr. Hiemstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting.