Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AI1254

Datum uitspraak2003-08-20
Datum gepubliceerd2003-08-20
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200300179/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 1 november 1999 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Noord (hierna: het dagelijks bestuur) appellant onder aanzegging van bestuursdwang gelast zijn woonschip uit het stadsdeel Amsterdam-Noord te verwijderen.


Uitspraak

200300179/1. Datum uitspraak: 20 augustus 2003 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank te Amsterdam van 4 december 2002 in het geding tussen: appellant en het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Noord. 1. Procesverloop Bij besluit van 1 november 1999 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Noord (hierna: het dagelijks bestuur) appellant onder aanzegging van bestuursdwang gelast zijn woonschip uit het stadsdeel Amsterdam-Noord te verwijderen. Bij besluit van 10 april 2000 heeft het dagelijks bestuur het door appellant tegen het besluit van 1 november 1999 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij besluit van 16 oktober 2001 heeft het dagelijks bestuur de aanvraag van appellant om een vergunning voor een ligplaats ten behoeve van een woonschip in het [kanaal] nabij [locatie] te [plaats], afgewezen. Bij besluit van 8 maart 2002 heeft het dagelijks bestuur het door appellant tegen het besluit van 16 oktober 2001 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 4 december 2002, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Amsterdam (hierna: de rechtbank) het door appellant tegen het besluit van 10 april 2000 ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard, en het door appellant tegen het besluit van 8 maart 2002 ingestelde beroep ongegrond. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 7 januari 2003, bij de Raad van State ingekomen op 9 januari 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 1 maart 2003 heeft het dagelijks bestuur van antwoord gediend. Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellant. Deze zijn aan de andere partij toegezonden. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 juni 2003, waar appellant in persoon is verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Het hoger beroep richt zich tegen de ongegrondverklaring van het beroep van appellant tegen het besluit van 8 maart 2002, waarbij het dagelijks bestuur zijn besluit tot weigering van een ligplaatsvergunning heeft gehandhaafd. 2.2. Appellant heeft betoogd dat hem in redelijkheid een ligplaatsvergunning zou moeten worden verleend, gelet op het feit dat zijn vroegere woonschip de [naam woonschip], waarmee hij tot 1983 ligplaats had in Amsterdam-Noord, tot het zogenoemde gedoogdenbestand behoorde. 2.3. Dit betoog faalt. Terecht heeft de rechtbank overwogen dat het dagelijks bestuur aan de gedoogdenstatus die appellant tot 1983 bezat bij de onderhavige besluitvorming niet die betekenis behoefde toe te kennen die appellant daaraan gehecht wil zien, omdat het gedogen schip-gebonden is. Ook uit de uitspraak van 13 januari 1987 in zaak nr. R03.85.1312 van de voormalige Afdeling rechtspraak blijkt dat de toenmalige gedoogdenstatus van appellant niet meebrengt dat hij sindsdien het recht heeft om met een ander woonschip elders in Amsterdam-Noord ligplaats in te nemen. 2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.Z.C. Koutstaal, ambtenaar van Staat. w.g. Claessens w.g. Koutstaal Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2003 383.