Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AI1508

Datum uitspraak2003-08-27
Datum gepubliceerd2003-08-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20.004590.02
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het begrip van het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid is in het verleden ten aanzien van politiek getinte acties regelmatig gepresenteerd als een zelfstandige rechtvaardigingsgrond. In feite betreft het hier een verzamelbegrip voor een groot aantal verschillende verweren die niet onder het wettelijke begrip "overmacht" kunnen worden vervat, maar daarmee wel grote verwantschap vertonen. De nadruk wordt, zoals in casu, niet zozeer gelegd op het bestaan van een concrete noodsituatie, als wel op het feit dat het nagestreefde doel van zodanig hogere orde is, dat daarmee zelfs de schending van strafbepalingen gerechtvaardigd wordt. Aan de ten laste gelegde delicten komt echter, naar het oordeel van het hof, de strafbaarheid niet te ontbreken door de omstandigheid dat de delicten zijn begaan met de bedoeling om daarmee eigenmachtig aan een streven als dat van verdachte kracht bij te zetten. Het is niet aanvaardbaar dat, hoe honorabel een nagestreefd doel ook kan zijn, de strafwet ten aanzien van de methode om dat doel te verwezenlijken zou moeten wijken voor het "betere rechtsinzicht" van de verdachte.


Uitspraak

tegenspraak GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 15 mei 2002 in de strafzaak onder de parketnummers 01/057005-00, 01/057046-00, 01/057145-00, 01/050344-01 en 01/057050-01 tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1970, wonende te [adres]. Het hoger beroep De verdachte heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld. Het onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep. Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht. Het vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd. Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd: PRO MEMORIE. In deze weergave van de tenlastelegging met parketnummer 01/057050-01 zijn de in eerste aanleg toegelaten wijzigingen begrepen. In deze weergave van de tenlasteleggingen zijn de door de eerste rechter aangebrachte verbeteringen begrepen. De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in zijn strafvervolging De verdachte heeft ter zake hetgeen onder parketnummer 01/057005-00 ten laste is gelegd betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu er sprake is geweest van het gebruiken van bevoegdheden voor een ander doel dan waarvoor zij zijn gegeven. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat zij in eerste instantie geweigerd heeft haar personalia kenbaar te maken aan verbalisant [verbalisant A], waarna de verbalisant haar heeft aangehouden ter zake het overtreden van artikel 2.1.6.6 Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Landerd, teneinde op deze wijze haar personalia te vernemen. Het hof verenigt zich niet met het door de verdachte ingenomen standpunt en overweegt hiertoe het volgende. Daargelaten de juistheid van het relaas van verdachte, was de verbalisant in de omstandigheden van het geval bevoegd verdachte staande te houden teneinde haar personalia te vernemen en -toen zij weigerde haar personalia op te geven- haar aan te houden. Vrijspraak Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte ter zake parketnummer 01/057046-00 ten laste is gelegd, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt dienaangaande dat uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep voortvloeit dat geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld, ter zake het overtreden van artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht door verdachte. Weliswaar is de verbalisanten [verbalisant B] en [benadeelde partij] opgedragen dat tot aanhouding van onder meer verdachte diende te worden overgegaan, doch nu niet kan worden vastgesteld dat sprake was van een terechte verdenking ten aanzien van verdachte ter zake overtreding van artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht, is aan de aanhouding van verdachte achteraf de rechtmatigheid komen te ontvallen. Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte ter zake parketnummer 01/050344-01 onder 1 primair en subsidiair ten laste is gelegd, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. Het hof is van oordeel dat van "het te duchten zijn van gevaar voor de veiligheid van het (lucht)verkeer" in de zin van artikel 162 en/of artikel 162a van het Wetboek van Strafrecht, eerst sprake is indien naar de gewone loop der dingen, zonder buitengewone omstandigheden, de ernstige mogelijkheid voor het ontstaan van een dergelijk gevaar aanwezig is. De getuige [getuige] heeft op 6 augustus 2001 tegenover de verbalisanten [verbalisant C] en [verbalisant D] een verklaring afgelegd, onder meer inhoudende: "Ik, uit hoofde van mijn functie van Hoofd Produktverantwoordelijke Eenheid Luchtverkeersbeveiliging concludeer het volgende: De verschillende beperkingen hebben op 6 augustus 2001 een vermindering van de afhandelingscapaciteit van de radarverkeersleiding voor de vliegbasis Volkel en Vliegbasis Eindhoven (zowel burger- als militair vliegverkeer) in gehouden. Verder kon er aan een in noodtoestand of daarmee vergelijkbare toestand verkerend vliegtuig (zowel civiel als militair) minder adequaat assistentie worden verleend indien deze situatie zich had voorgedaan. Weersinformatie met name als het gaat om (onweers)buien kon niet danwel zeer globaal worden verstrekt. Waarschuwingen voor onbekend, geen transponder voerend, luchtverkeer kon niet worden gegeven. Hierbij dient te worden bedacht dat b.v. zweefvliegtuigen buiten de CTR, doch binnen het jurisdictiegebied van Volkel Approach, kunnen en mogen vliegen tot een hoogte van 6.500 ft, met 1500 meter zicht en zicht op de grond en/of water, zonder transponder. Dit kon onder deze omstandigheden gevaar opleveren voor de luchtvaart." Nu deze getuige concludeert dat slechts gevaar kón ontstaan voor de luchtvaart, is het hof van oordeel dat niet bewezen is dat gevaar te duchten was in de zin van artikel 162 en/of artikel 162a van het Wetboek van Strafrecht nu ook overigens in het onderhavige dossier geen aanwijzingen daarvoor zijn te vinden. De bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ter zake parketnummer 01/057005-00 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat zij: op 21 augustus 2000 te Zeeland, gemeente Landerd, toen de aldaar dienstdoende [verbalisant E], hoofdagent van politie en [verbalisant F], brigadier van politie en [verbalisant A], brigadier van politie, van de regiopolitie Brabant Noord, verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 2.1.6.6 Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Landerd, op heterdaad ontdekt, hadden aangehouden en vastgegrepen, teneinde haar ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en haar daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening hunner bediening, door opzettlijk gewelddadig te rukken en te trekken in een andere richting dan die waarin die hoofdagent en brigadiers haar trachtten te bewegen. Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte ter zake parketnummer 01/057005-00 meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ter zake parketnummer 01/057145-00 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat zij: op 1 oktober 2000 te Volkel, gemeente Uden, opzettelijk en wederrechtelijk een hekwerk, toebehorende aan het Ministerie van Defensie, heeft beschadigd. Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte ter zake parketnummer 01/057145-00 meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ter zake parketnummer 01/050344-01 sub 2 en sub 3 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat zij: 2. op 22 november 2001 te Utrecht toen de aldaar dienstdoende [verbalisant G], agent van politie regio Utrecht, verdachte op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had aangehouden en vastgegrepen, teneinde haar ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en haar daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van haar bediening, door opzettelijk gewelddadig te slaan tegen een hand van die opsporingsambtenaar en te rukken en te trekken in een andere richting dan die waarin die opsporingsambtenaar haar, verdachte, trachtte te brengen; 3. op 17 december 2000 te Volkel, gemeente Uden, met anderen, zichtbaar voor publiek, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een shelter, staand op vliegbasis Volkel, welk geweld bestond uit het met verf aanbrengen van teksten op die shelter. Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte ter zake parketnummer 01/050344-01 sub 2 en sub 3 primair meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ter zake parketnummer 01/057050-01 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat zij: op 9 augustus 2001 te Erp, gemeente Veghel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk en wederrechtelijk een deel van een hekwerk om een militair object, toebehorende aan het Ministerie van Defensie, heeft beschadigd. Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte ter zake parketnummer 01/057050-01 meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgeproken. De door het hof gebruikte bewijsmiddelen PRO MEMORIE De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde De raadsman heeft zich in het algemeen -voor zover het betreft de feiten begaan op/rond de vliegbasis Volkel- op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid. Aan dit verweer is ten grondslag gelegd dat doel van de onderhavige wetsovertredingen is het aan de kaak stellen van de aanwezigheid van kernwapens op Nederlands grondgebied nu de Nederlandse overheid een eventueel gebruik daarvan niet heeft uitgesloten en een dergelijk gebruik in strijd moet worden geacht met het humanitair (oorlogs)recht. Daarbij heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de beschikbaarheid van andere middelen een beroep op het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid niet uitsluit. Het hof overweegt hieromtrent het volgende: Het begrip van het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid is in het verleden ten aanzien van politiek getinte acties regelmatig gepresenteerd als een zelfstandige rechtvaardigingsgrond. In feite betreft het hier een verzamelbegrip voor een groot aantal verschillende verweren die niet onder het wettelijke begrip "overmacht" kunnen worden vervat, maar daarmee wel grote verwantschap vertonen. De nadruk wordt, zoals in casu, niet zozeer gelegd op het bestaan van een concrete noodsituatie, als wel op het feit dat het nagestreefde doel van zodanig hogere orde is, dat daarmee zelfs de schending van strafbepalingen gerechtvaardigd wordt. Aan de ten laste gelegde delicten komt echter, naar het oordeel van het hof, de strafbaarheid niet te ontbreken door de omstandigheid dat de delicten zijn begaan met de bedoeling om daarmee eigenmachtig aan een streven als dat van verdachte kracht bij te zetten. Het is niet aanvaardbaar dat, hoe honorabel een nagestreefd doel ook kan zijn, de strafwet ten aanzien van de methode om dat doel te verwezenlijken zou moeten wijken voor het "betere rechtsinzicht" van de verdachte. Het hof volgt de verdediging niet in het standpunt dat het aanwezig zijn van andere -naar het hof begrijpt legale middelen- een beroep op het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid niet uitsluit. Het hof is van oordeel dat het voldaan zijn aan het zogenaamde "subsidiariteitsbeginsel" een essentiële voorwaarde is voor het kunnen slagen van een beroep op deze rechtvaardigingsgrond. In het onderhavige geval is gesteld noch aannemelijk geworden dat er geen andere legale middelen ter bereiking van het gestelde doel beschikbaar waren. Mitsdien wordt het verweer verworpen. Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit. Het ter zake parketnummer 01/057005-00 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 180 van het Wetboek van Strafrecht. Het ter zake parketnummer 01/057145-00 bewezen verkaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 350, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Het ter zake parketnummer 01/050344-01 sub 2 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 180 van het Wetboek van Strafrecht. Het ter zake parketnummer 01/050344-01 sub 3 primair bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 141, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Het ter zake parketnummer 01/057050-01 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 350, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 47, eerste lid, van die wet. Het moet worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar. De redengeving van de op te leggen straf of maatregel Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Bij de straftoemeting heeft het hof ten bezware van de verdachte er rekening mee gehouden dat: - de verdachte ter zake van soortgelijke strafbare feiten als onder de parketnummers 01/057005-00, 01/057145-00, 01/050344-01 en 01/057050-01 bewezen verklaard reeds eerder is veroordeeld; - de verdachte heeft erkend zich schuldig te hebben gemaakt aan de strafbare feiten, ad informandum vermeld op de inleidende dagvaarding ter zake parketnummer 01/057005-00, onder de gedachtenstreepjes en onder 3. en het strafbare feit, ad informandum vermeld op de inleidende dagvaarding ter zake parketnummer 01/050344-01, voor welke feiten de verdachte niet afzonderlijk is of zal worden vervolgd. Bij de straftoemeting heeft het hof niet in aanmerking genomen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de op de dagvaarding met parketnummer 01/057005-00 onder 1., 2. en 4. vermelde ad informandum gevoegde zaken, omdat deze feiten dubbel zijn vermeld op de dagvaarding. Het hof zal aan de verdachte een taakstraf, bestaande uit het verrichten van een werkstraf voor het hieronder te vermelden aantal uren, opleggen. Van hetgeen in beslag genomen en nog niet teruggegeven is, zal de teruggave aan de verdachte worden gelast. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak ter zake parketnummer 01/057046-00 gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend. De voeging duurt, voor zover de gevorderde schadevergoeding is toegewezen, van rechtswege voort in hoger beroep. De benadeelde partij heeft gepersisteerd bij vergoeding van hetgeen aan haar in eerste aanleg is toegewezen. Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade. Gelet op het bepaalde in artikel 361, 2e lid, in verband met artikel 415 van het Wetboek van Strafvordering, kan de benadeelde partij niet in deze vordering worden ontvangen omdat voor wat betreft het ter zake parketnummer 01/057046-00 ten laste gelegde feit aan de verdachte noch een straf of maatregel wordt opgelegd noch een schuldig verklaring zonder toepassing van straf wordt uitgesproken. Het hof zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van het geding door de verdachte ten behoeve van haar verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil. De toegepaste wettelijke voorschriften De strafoplegging is gegrond op de artikelen: 9, 22c, 22d, 27, 47, 57, 63, 141, 180 en 350 van het Wetboek van Strafrecht. B E S L I S S I N G: Het hof: Vernietigt het beroepen vonnis en doet opnieuw recht. Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 01/057046-00 en onder parketnummer 01/050344-01 onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart, zoals hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder de parketnummers 01/057005-00, 01/057145-00, 01/050344-01 sub 2 en sub 3 primair en 01/057050-01 ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder de parketnummers 01/057005-00, 01/057145-00, 01/050344-01 sub 2 en sub 3 primair en 01/057050-01 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert: parketnr. 01/057005-00: "Wederspannigheid", parketnr. 01/057145-00: "Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen", parketnr. 01/050344-01: sub 2: "Wederspannigheid", sub 3 primair: "Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen", parketnr. 01/057050-01: "Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen". Verklaart de verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van zeventig uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van vijfendertig dagen voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht. Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf daarop geheel in mindering zal worden gebracht, naar de maatstaf van twee uur per dag. Bepaalt dat de opgelegde taakstraf zal bestaan uit een werkstraf. Gelast de teruggave aan verdachte van de navolgende inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: ter zake parketnummer 01/057050-01: - 1 snoeischaar, kleur geel, met uitzondering van het snijgedeelte - 1 blikschaar, merk Luxemburg, type basis, serienummer 53841, kleur blauw, inscriptie 240 mm ter zake parketnummer 01/050344-01: - 1 schroefboormachine, merk Bosch, type PBM 7,2 VEZ-2, serienummer 1993366, kleur groen, inclusief accu Bosch 7,2V 1,4Ah - 1 boor, kleur grijs, inscriptie 10, speedboor 10 mm. Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde partij], niet-ontvankelijk in haar vordering. Veroordeelt de benadeelde partij, [benadeelde partij] in de kosten van het geding door de verdachte ten behoeve van haar verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil. Dit arrest is gewezen door Mr. Ficq, als voorzitter Mrs. Van Zon en Zeyl, als raadsheren in tegenwoordigheid van Mw. Visser, als griffier. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 augustus 2003. U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G zaaknr.: 04 tijd : 09.30 verdachte: [verdachte], geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1970, wonende te [adres], Is bij vonnis van de politierechter in de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 15 mei 2002 ter zake van: parketnr. 01/057005-00: "Wederspannigheid", parketnr. 01/057046-00: "Wederspannigheid", parketnr. 01/057145-00: "Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen", parketnr. 01/050344-01: sub 1 primair: "Medeplegen van opzettelijk enig werk dienende voor het luchtverkeer, onbruikbaar maken, en een ten aanzien van een zodanig werk genomen veiligheidsmaatregel verijdelen, terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten is", sub 2: "Wederspannigheid", sub 3 subsidiair: "Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen", parketnr. 01/057050-01: "Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen", veroordeeld tot: vijf maanden gevangenisstraf waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, legt aan verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] een bedrag van tweehonderdzesentwintig euro subsidair vier dagen hechtenis met toepassing dat de vervangende hechtenis de opgelegde betalingsverplichting niet opheft, wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij], p/a [adres] een bedrag van tweehonderdzesentwintig euro met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitverlegging alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil, bepalende dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is gekweten tot het bedrag waarvoor verdachte heeft voldaan aan een van de opgelegde wijzen van vergoeding van de schade met vrijspraak van hetgeen onder parketnr. 01/050344-01 sub 3 primair is tenlastegelegd en met vrijspraak van hetgeen onder parketnrs. 01/057005-00, 01/057046-00, 01/050344-01 sub 1 primair, 2 en 3 subsidiair en 01/057050-01 meer of anders is tenlaste gelegd dan bewezen is verklaard.