
Jurisprudentie
AI1545
Datum uitspraak2003-07-02
Datum gepubliceerd2003-08-28
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 03/00404
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-08-28
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 03/00404
Statusgepubliceerd
Indicatie
art. 26 WAHV; art. 26a WAHV; verzetzaak is ter zitting van de kantonrechter behandeld. Tot de gedingstukken behoort evenwel niet een van die zitting opgemaakt proces-verbaal, zodat het er in hoger beroep voor moet worden gehouden dat het opmaken daarvan achterwege is gebleven. Gelet op de in een zaak als de onderhavige in hoger beroep vereiste toetsing van de procesgang in eerste aanleg, brengen beginselen van een behoorlijke procesorde mee dat indien het verzet door de kantonrechter ter zitting is behandeld, een proces-verbaal dient te worden opgemaakt, behelzende de zakelijke inhoud van de aldaar afgelegde verklaringen en van hetgeen verder op die zitting is voorgevallen. Beschikking van de kantonrechter is door het hof vernietigd.
Uitspraak
WAHV 03/00404
2 juli 2003
CJIB 42074590
Gerechtshof te Leeuwarden
Beschikking
op het hoger beroep tegen de beschikking
van de kantonrechter van de rechtbank te Haarlem
van 18 maart 2003
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats].
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het verzet van de betrokkene tegen de tenuitvoerlegging van een door de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden op 13 november 2002 uitgevaardigd dwangbevel ongegrond verklaard. De beschikking van de kantonrechter is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beschikking van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal heeft een reactie gegeven op de nadere toelichting op het beroep.
3. Beoordeling
3.1. Een dwangbevel als bedoeld in art. 26 WAHV kan eerst rechtsgeldig worden uitgevaardigd nadat de beschikking waarbij de administratieve sanctie is opgelegd tot verhaal waarvan het dwangbevel moet dienen, onherroepelijk is geworden. In een geval als het onderhavige, waarin de betrokkene het verweer voert de beschikking waarbij de administratieve sanctie is opgelegd niet te hebben ontvangen, is voor de beantwoording van de vraag of de beschikking onherroepelijk is, beslissend of op grond van een in het kader van de procedure van art. 26 WAHV verricht onderzoek, zo nodig aan de hand van door de officier van justitie te verstrekken gegevens, door de kantonrechter wordt vastgesteld dat het verweer van de betrokkene als onjuist moet worden verworpen, omdat blijkt dat deze de beschikking wel heeft ontvangen, dan wel deze niet heeft ontvangen ten gevolge van een haar toe te rekenen omstandigheid. In beginsel is het aan de officier van justitie om aannemelijk te maken dat aan één van de voorwaarden is voldaan, maar van een betrokkene mag worden verwacht dat zij niet volstaat met de enkele ontkenning dat zij de beschikking heeft ontvangen, doch voor zover in haar vermogen ligt, nadere gegevens verschaft ter staving van dat verweer.
3.2. Art. 4, tweede lid, WAHV bepaalt, voor zover hier van belang, dat bekendmaking van de beschikking geschiedt door toezending van de beschikking aan het adres dat betrokkene heeft opgegeven. Indien de brief onbestelbaar blijkt te zijn, wordt de beschikking gezonden naar het in de basisadministratie persoonsgegevens vermelde adres. Indien de brief ook op het in de basisadministratie persoonsgegevens opgenomen adres onbestelbaar blijkt te zijn, wordt de beschikking geacht aan de betrokkene bekend te zijn.
3.3. Het zaakoverzicht vermeldt dat wegens een gedraging gevolgd door staandehouding de betrokkene een administratieve sanctie is opgelegd. Blijkens het commentaar van het CJIB is deze beschikking op 25 mei 2001 en zijn nadien twee aanmaningen gezonden naar het door de politie-instantie opgegeven adres en als onbestelbaar retour gekomen. Daarop zijn de adresgegevens van de betrokkene geverifieerd bij de gemeentelijke basisadministratie. Deze bleken niet overeen te komen. Op 4 mei 2002 is de beschikking gezonden naar het in de gemeentelijke basisadministratie opgenomen adres van betrokkene, te weten [adres] De eerste en de tweede aanmaning wegens niet tijdige betaling van de sanctie zijn op respectievelijk 23 juli 2002 en 14 september 2002 eveneens gestuurd naar dit adres van de betrokkene. Dit adres wordt overigens ook thans nog door de betrokkene als haar adres opgegeven. Uit de informatie van het CJIB blijkt, dat de in de onderhavige zaak verstuurde beschikking, eerste en tweede aanmaning niet zijn teruggezonden.
3.4. Gelet op het feit dat de inleidende beschikking en de aanmaningen overeenkomstig het bepaalde in art. 4, tweede lid, WAHV naar het in de basisadministratie persoonsgegevens vermelde adres zijn gezonden, en in aanmerking genomen dat niet blijkt dat de desbetreffende brieven als onbestelbaar retour zijn gezonden, moet het ervoor worden gehouden, dat de betrokkene de inleidende beschikking, de eerste en de tweede aanmaning heeft ontvangen.
3.5. De betrokkene voert voorts aan dat zij de haar verweten gedraging niet heeft verricht.
3.6. Ingevolge het derde lid van art. 26 WAHV kan het tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel gedane verzet zich niet richten tegen de beslissing waarbij de administratieve sanctie is opgelegd zodat de inhoudelijke bezwaren van de betrokkene tegen de gedraging niet aan de orde kunnen komen.
3.7. Aangezien de betrokkene volgens de informatie van het CJIB bij de officier van justitie geen beroep heeft ingesteld tegen de inleidende beschikking, is deze onherroepelijk geworden. In aanmerking genomen, dat de betrokkene de haar opgelegde sanctie, alsmede de daarop gevallen verhogingen, niet heeft betaald en dat overigens niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan een dwangbevel niet had mogen worden uitgevaardigd, is het dwangbevel rechtsgeldig uitgevaardigd.
3.8. Gelet op het vorenoverwogene heeft de kantonrechter terecht het verzet van de betrokkene ongegrond verklaard.
3.9. Niettemin kan de beslissing van de kantonrechter, gelet op het navolgende, niet in stand blijven.
3.10. Tot de stukken van het geding behoort een oproeping van de betrokkene voor de behandeling van het verzetschrift ter terechtzitting van de kantonrechter van 4 maart 2003 te 11.45 uur. Uit de bestreden beslissing volgt dat de zaak op die terechtzitting is behandeld. Tot de stukken behoort evenwel niet een van die terechtzitting opgemaakt proces-verbaal, zodat het er in hoger beroep voor moet worden gehouden dat het opmaken daarvan achterwege is gebleven.
3.11. Gelet op de in een zaak als de onderhavige in hoger beroep vereiste toetsing van de procesgang in eerste aanleg, brengen beginselen van een behoorlijke procesorde mee dat indien - zoals in het onderhavige geval - het verzet door de kantonrechter ter terechtzitting wordt behandeld, een proces-verbaal dient te worden opgemaakt, behelzende de zakelijke inhoud van de aldaar afgelegde verklaringen en van hetgeen verder op die terechtzitting is voorgevallen (vgl. Hoge Raad, 24 oktober 2000, nr. 66-00-V). Nu dat in deze zaak is verzuimd, zal het hof de bestreden beslissing vernietigen en het verzet ongegrond verklaren.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter;
verklaart het verzet ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Dijkstra, Poelman en Van Dijk, in tegenwoordigheid van mr. Bijma als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.

