Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AI1610

Datum uitspraak2003-08-06
Datum gepubliceerd2003-08-29
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers79207 / HA ZA 02-1039
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdeling gemeenschappelijke goederen en schulden.


Uitspraak

Vonnisdatum: 6 augustus 2003 Zaaknummer: 79207 / HA ZA 02-1039 De rechtbank te Maastricht, enkelvoudige kamer (sector civiel), belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van: [mevrouw G. ], wonende te [adres], eiseres in conventie, gedaagde in reconventie, verder te noemen: de vrouw, procureur: mr. Ph.W.A.M. van Roy; tegen: [De heer B. ], wonende te [adres], gedaagde in conventie, eiser in reconventie, verder te noemen de man, procureur: mr. J.P. Geertsema (toevoeging). 1. Het verloop van de procedure In conventie en in reconventie: De vrouw heeft de man gedagvaard om te verschijnen voor deze rechtbank. De man heeft geconcludeerd voor antwoord in conventie en geconcludeerd voor eis in reconventie. Na een beslissing van de rolrechter hebben partijen nog een akte genomen. Daarna is een comparitie van partijen gelast, op de voet van artikel 131 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Van het verhandelde ter comparitie is proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt. Aan het proces-verbaal zijn de pleitaantekeningen van de vrouw en de door haar ter comparitie overgelegde producties gehecht. Tenslotte heeft de man geen proceshandeling meer verricht en heeft de vrouw vonnis gevraagd op het rechtbankdossier. De datum van uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden. 2. Het geschil en de beoordeling daarvan In conventie en in reconventie: 2.1. Partijen hebben enige tijd samengewoond. Uit die periode dateren gemeenschappelijke goederen en gemeenschappelijke schulden. 2.2. Het gaat daarbij om: a) het pand aan [adres] (waarin de man nog steeds woont); b) de bij dat pand behorende hypotheekschuld; c) spaartegoeden; d) inboedel; e) een auto. 2.3. Partijen vorderen, kort gezegd, dat de gemeenschappelijke goederen en schulden worden verdeeld. Over de waardering van de goederen en over de wijze van verdeling verschillen zij van mening. 2.4. Tijdens de comparitie na antwoord hebben partijen een voorwaardelijke regeling omtrent de verdeling getroffen. Uiteindelijk is die regeling weer komen te vervallen, zo begrijpt de rechtbank. De vordering tot verdeling van de gemeenschap ligt dus thans ter beoordeling voor. Over de verdeling van de spaargelden bestaat geen verschil van mening. Dat ligt anders bij de verdeling van de overige goederen/schulden. 2.5. Wat betreft het eigendomsrecht op het pand en de bijbehorende hypotheekschuld is de rechtbank voornemens om beide toe te delen aan de man. 2.6. De man dient dan de helft van de waarde van het pand aan de vrouw te vergoeden. De peildatum voor de waardering van het pand is wettelijk gezien niet de dag dat partijen uit elkaar zijn gegaan, maar de dag dat het pand wordt verdeeld. De vraag is dus wat de waarde van het pand momenteel is. Partijen verschillen daarover van mening. De rechtbank wenst een actueel taxatierapport van een voldoende onafhankelijk en deskundig makelaar, betreffende de verkoopwaarde van het pand. De kosten van het rapport komen voor rekening van beide partijen (ieder voor de helft). 2.7. Er is overigens geen reden om de vrouw te zijner tijd te belasten met de helft van de woonlasten in ruime zin, door de man betaald in de periode tussen het feitelijk vertrek uit de woning door de vrouw en de toedeling van de woning aan de man. De man heeft weliswaar in de betreffende periode geheel alleen opgedraaid voor die gemeenschappelijke verplichting, maar daar staat tegenover dat hij ook alleen gebruik heeft gemaakt van de woning in die periode en dat hij voor dat "alleengebruik" blijkens het samenlevingscontract een redelijke vergoeding verschuldigd is aan de vrouw. Die redelijke gebruiksvergoeding en de (helft van de) maandlasten vallen naar het oordeel van de rechtbank tegen elkaar weg. 2.8. Ook de inboedel is kennelijk gemeenschappelijk, maar de rechtbank heeft geen enkel zicht op wat precies schuilgaat achter deze verzamelterm. Alvorens de inboedel op enigerlei wijze te kunnen verdelen, is dus nodig dat partijen ieder voor zich concretiseren om welke gemeenschappelijke inboedelgoederen het gaat, en welke actuele waarde die goederen hebben, nu ook op dit punt de peildatum voor de waardering is: de dag van de verdeling, niet de dag van het vertrek van de vrouw uit de woning. 2.9. Eveneens heeft de rechtbank informatie nodig over de kennelijk gemeenschappelijk aangeschafte auto, in gebruik bij de vrouw. Om welke auto (type, bouwjaar) gaat het en wat is de actuele waarde van de auto, volgens een onafhankelijk en deskundig taxateur, bijvoorbeeld de ANWB? Ook de kosten van deze taxatie dienen partijen elk voor de helft te dragen. 2.10. Indien een der partijen niet meewerkt aan de totstandkoming van de bedoelde rapportages of aan de bekostiging van de rapportages, zal de rechtbank hieruit de (voor de onwillige partij nadelige) consequenties kunnen trekken die zij geraden zal achten. 2.11. Om partijen in de gelegenheid te stellen die ontbrekende informatie te verschaffen en om verder met partijen te praten over die informatie en over een mogelijke finale regeling van het geschil, zal de rechtbank opnieuw een comparitie van partijen gelasten. De rechtbank verwacht de hiervoor nader aangegeven informatie dan tijdig tevoren te ontvangen. 2.12. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan. 3. De uitspraak De rechtbank: In conventie en in reconventie: gelast partijen in persoon en desgewenst vergezeld van hun raadslieden, te verschijnen ter terechtzitting van deze rechtbank tot het verstrekken van inlichtingen en het beproeven van een regeling; bepaalt dat deze comparitie van partijen zal plaatsvinden in een van de zalen van het gerechtsgebouw aan het St. Annadal 1 te Maastricht op een na opgave van de verhinderdata van partijen nader te bepalen dag en uur; bepaalt verder dat partijen uiterlijk acht dagen voor de comparitiedatum aan de rechtbank dienen over te leggen: - een voldoende onafhankelijk en deskundig taxatierapport betreffende de actuele verkoopwaarde van de onderwerpelijke woning (zie ook 2.6.); - (ieder voor zich) een lijst met gemeenschappelijke inboedelgoederen, inclusief een zo actueel mogelijke en een zo goed mogelijk onderbouwde waardering daarvan (zie ook 2.8.); - een voldoende onafhankelijk en deskundig taxatierapport betreffende de actuele verkoopwaarde van de onderwerpelijke auto (zie ook 2.9.). verwijst de zaak naar de rol van 20 augustus 2003 met ambtshalve peremptoirstelling om partijen de gelegenheid te geven hun verhinderdata in de eerste vier maanden vanaf de datum van opgave op te geven; houdt iedere verdere beslissing aan. Dit vonnis is gewezen door mr. Hoekstra en ter openbare terechtzitting uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.