Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AJ6834

Datum uitspraak2003-09-04
Datum gepubliceerd2003-09-12
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers01/4294 AW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Is voldoende aannemelijk gemaakt dat het besluit om geen uitbreiding van werktijd te geven is genomen in strijd met het vertrouwens- en gelijkheidsbeginsel?


Uitspraak

01/4294 AW U I T S P R A A K in het geding tussen: [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, gedaagde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Namens appellant is op de daartoe bij beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 juni 2001, nr. AWB 00/2410 DGG, waarnaar hierbij wordt verwezen. Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend. Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 27 juni 2003. Partijen - appellant met bericht - zijn niet verschenen. II. MOTIVERING 1. Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende. 1.1. Appellant is werkzaam bij de ([naam werkgever]) op basis van een in- en doorstroombaan als bedoeld in het Besluit in- en doorstroombanen. Hij heeft de directie van de [naam werkgever] verzocht om uitbreiding van zijn dienstverband van 32 uur naar 38 uur, stellend dat hij meer inkomsten nodig heeft omdat hij in het huwelijk is getreden en schulden heeft. 1.2. Dit verzoek is bij besluit van 10 maart 2000 afgewezen. Bij het bestreden besluit van 20 oktober 2000 is appellants bezwaar tegen het besluit van 10 maart 2000 ongegrond verklaard. 2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. 3. In hoger beroep wordt namens appellant het in bezwaar en eerste aanleg gehouden betoog herhaald dat het besluit hem geen uitbreiding van werktijd te geven in strijd is met het vertrouwens- en gelijkheidsbeginsel. Die stelling is echter ook in hoger beroep volstrekt zonder onderbouwing gebleven. 4. De Raad sluit zich aan bij het oordeel van de rechtbank en de overwegingen die haar tot dat oordeel hebben geleid. Nu in hoger beroep geen andere argumenten naar voren zijn gebracht dan in eerste aanleg is geschied, ziet de Raad aanleiding naar de aangevallen uitspraak te verwijzen. 5. De aangevallen uitspraak kan derhalve in stand blijven. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Beslist wordt als volgt. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus gegeven door mr. T. Hoogenboom als voorzitter en mr. J.H. van Kreveld en mr. M.S.E. Wulffraat-van Dijk als leden, in tegenwoordigheid van M. Pijper als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 4 september 2003. (get.) T. Hoogenboom. (get.) M. Pijper.