Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AJ6861

Datum uitspraak2003-09-09
Datum gepubliceerd2003-09-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08/000006-03
Statusgepubliceerd


Indicatie

verdachte heeft cocaine, XTC en speed verkocht en ongeveer een kilo speedbevattend materiaal en ruim 70 gram cocaine aanwezig gehad. de officier van justitie eiste vijf jaar gevangenisstraf. de rechtbank legt een gevangenisstraf voor de tijd van 36 maanden op, waarvan zes voorwaardelijk.


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Parketnummer: 08/000006-03 STRAFVONNIS Uitspraak: 9 september 2003 De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen: [G.G.], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1978], wonende te [woonplaats], thans verblijvende in het huis van bewaring te [plaats HvB], terechtstaande terzake dat: 1. hij op een of meer verschillende tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 juli 2002 tot en met 26 februari 2003 te Nijverdal, gemeente Hellendoorn en/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, =een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of =een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine en/of =een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of MDEA en/of MDA (XTC) en/of =een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde heroïne en/of cocaine en/of MDMA en/of MDEA en/of MDA en/of amfetamine, (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet; 2. hij op of omstreeks 26 februari 2003 op de hieronder te noemen plaatsen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad: =te Deventer ongeveer 1000 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine (speed) en/of =te Deventer en/of te Nijverdal (in totaal) ongeveer 71,5 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, (telkens) zijnde amfetamine en/of cocaïne, (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet; Gezien de stukken; Gelet op het onderzoek ter terechtzitting; Gehoord de vordering van de officier van justitie; Gelet op de verdediging door en/of namens verdachte gevoerd; De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd, in de bewezenverklaring. Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad. De rechtbank is door de inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen, waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op tijdstippen in de periode van 01 juli 2002 tot en met 26 februari 2003 te Nijverdal, gemeente Hellendoorn en elders in Nederland, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd, =een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en =een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of MDEA en/of MDA (XTC) en =een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde cocaïne en MDMA en/of MDEA en/of MDA en amfetamine, telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I; 2. hij op 26 februari 2003 op de hieronder te noemen plaatsen, tezamen en in vereniging met een ander en alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad: =te Deventer ongeveer 1000 gram van een materiaal bevattende amfetamine (speed) en =te Nijverdal (in totaal) ongeveer 71,5 gram cocaïne, zijnde amfetamine en cocaïne, telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I; Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het telastegelegde feit, waarop deze inhoud in het bijzonder betrekking heeft. De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het bewezen verklaarde levert op: wat betreft sub 1 het misdrijf: "Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid in aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod", strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet, meermalen gepleegd; en wat betreft sub 2 het misdrijf: "Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid in aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod", strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet jo. artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht; en: "Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid in aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod", strafbaar gesteld bij artikel 10 van het Wetboek van Strafrecht, meermalen gepleegd; De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaren, met aftrek van het voorarrest, en met verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen. De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf en bijkomende straf behoren te worden opgelegd, zoals deze hierna zullen worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen: Verdachte heeft zich op grote schaal gedurende geruime tijd schuldig gemaakt aan het handelen in harddrugs. Hij heeft daarbij uit puur winstbejag aanmerkelijke schade toegebracht aan de volksgezondheid en bijgedragen aan een klimaat van toenemende onveiligheid als gevolg van de vermogenscriminaliteit waarmee de uiteindelijke gebruikers de kosten van hun verslaving bestrijden Gelet op de ernst van de feiten en ter normhandhaving is naar het oordeel van de rechtbank, een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur thans de meest passende straf. De na te melden straf en bijkomende straf zijn gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 10,14a,14b,14c,27,33,33a,57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht. R E C H T D O E N D E: Verklaart bewezen, dat het tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan. Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld. Verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot een gevangenisstraf voor de tijd van 36 maanden. Beveelt dat van de gevangenisstraf een gedeelte groot 6 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij op twee jaren wordt bepaald, aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt. Beveelt dat de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Verklaart verbeurd de goederen voorkomend op de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen goederen. Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij; Aldus gewezen door mr. Bloebaum, voorzitter, mr. Rikken en mr. Taalman, rechters, in tegenwoordigheid van Last, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 9 september 2003.