Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AK3457

Datum uitspraak2003-09-12
Datum gepubliceerd2003-09-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/110812-02
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte en zijn mededaders hebben op 21 december 2002 in een woning aan het Mereveldplein te De Meern op geraffineerde en doordachte wijze gepoogd (slachtoffer) van een groot geldbedrag te beroven. Verdachte heeft een vuurwapen meegenomen en heeft daarmee ten minste driemaal geschoten. Verdachte is er aldus niet voor teruggeschrokken om samen met anderen zwaar geweld tegen zijn medemensen te gebruiken en heeft zich om het lot van het slachtoffer kennelijk volstrekt niet bekommerd. Het resultaat van dit delict is dat op brute wijze aan een jongeman het leven ontnomen is.


Uitspraak

RECHTBANK TE UTRECHT Parketnummer: 16/110812-02 Datum uitspraak: 12 september 2003 Tegenspraak Raadsvrouwe: mr. F.K.H. Blom G/T: Ja VERKORT VONNIS van de rechtbank te Utrecht, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: (verdachte), thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichtingen Overijssel, Huis van Bewaring Zwolle te Zwolle. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 27 juni 2003, 26 augustus 2003 en 29 augustus 2003. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Op vordering van de officier van justitie is wijziging van de ten laste gelegde feiten ter terechtzitting van 26 augustus 2003 toegestaan. Van de dagvaarding en van de vordering tot wijziging van de tenlastelegging zijn kopieën als bijlagen I en II aan dit vonnis gehecht. De inhoud van deze bijlagen geldt als hier ingevoegd. De ontvankelijkheid van de officier van justitie De officier van justitie is ontvankelijk, zijnde geen redenen gebleken, die aan de ontvankelijkheid in de weg staan. De bewezenverklaring Bewijsoverweging: De precieze toedracht van de schietpartij, die gevolgd is op de aankomst van (slachtoffer) bij de woning van medeverdachte H. V. is de rechtbank niet duidelijk geworden, terwijl zij onvoldoende aanknopingspunten ziet om hiernaar nader onderzoek te (doen) verrichten. Dit geldt zowel ten aanzien van (slachtoffer), die dodelijk is getroffen, als ten aanzien van medeverdachten T. en S., die door respectievelijk vier kogels en één kogel gewond zijn geraakt. Het is echter - alle beschikbare gegevens in aanmerking genomen - uiterst onaannemelijk dat (slachtoffer) om het leven is gekomen anders dan door één of twee kogels, verschoten door één of meer van de vijf in de woning aanwezige verdachten. (De rechtbank verstaat hierna onder "verdachte en zijn medeverdachten": de vijf op 21 december 2002 in de woning aanwezige verdachten.) Uit de bewijsmiddelen blijkt onder meer: * Verdachte was op de hoogte van het feit dat de medeverdachten O. en S. een geldvordering hadden op medeverdachte H. V. en zijn zakenpartner (...). * Verdachte is op 20 december 2002 en 21 december 2002 aanwezig geweest bij overleggen tussen de medeverdachten H. V., O. en S. over die geldvordering. * Tijdens deze gesprekken is gesproken over een groot geldbedrag ten bedrage van ongeveer Euro 300.000,00, door (slachtoffer) op 21 december 2002 naar de woning van medeverdachte H. V. zou worden gebracht in het kader van een wisseltransactie. * Uit verklaringen van medeverdachte H. V. blijkt dat er een plan is gemaakt dat verdachte en zijn medeverdachten (slachtoffer) het geld afhandig zouden maken en dat (slachtoffer), medeverdachte H. V. en eventuele andere personen in de woning zouden worden vastgebonden met tie-wraps. * Verdachte is op 21 december 2002 door de medeverdachten O. en S. gevraagd mee te gaan naar De Meern. Uit de verklaring van medeverdachte S. blijkt dat verdachte en medeverdachte T. geld zouden krijgen voor de verrichte diensten. * Verdachte, in bezit van een vuurwapen, is samen met medeverdachte T. als eerste naar de woning van medeverdachte H. V. gegaan om poolshoogte te nemen. Toen bleek dat medeverdachte H. V. alleen was, heeft verdachte de medeverdachten S. en O. gebeld dat het veilig was. * Verdachte heeft verklaard een vuurwapen (Mauser) te hebben meegenomen, omdat hij medeverdachte H. V. en de personen die zouden komen niet vertrouwde. Verdachte wist dat (slachtoffer) in het bezit was van een vuurwapen. * In de woning van medeverdachte H. V. zijn tie-wraps aangetroffen. Gelijksoortige tie-wraps zijn ook in de schuur bij de woning van medeverdachte O. aangetroffen. * Uit verklaringen van medeverdachte H. V. blijkt dat medeverdachte O. de tie-wraps in de woning uit zijn binnenzak heeft gehaald en in zijn handen heeft gehouden. * Op het moment dat (slachtoffer) de woning is binnengekomen, stond verdachte, in bezit van een vuurwapen, in het donker in de keuken. De gang en de hal waren eveneens onverlicht. * Verdachte heeft ten minste driemaal met het vuurwapen geschoten vanuit de keuken in de richting van de gang. Er is eveneens met een ander vuurwapen geschoten. * (slachtoffer) is om het leven gekomen door één of meer kogels, waarvan de herkomst niet is kunnen worden vastgesteld. Uit bovenstaande feiten en omstandigheden, in onderling verband beschouwd en in samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zijn op de wijze als is vermeld in bijlage III van dit vonnis. De inhoud van deze bijlage geldt als hier ingevoegd. Verweer van de raadsvrouwe: De raadsvrouwe heeft ter terechtzitting namens de verdachte aangevoerd dat uit het dossier niet is komen vast te staan dat er op 21 december 2002 sprake is geweest van een poging tot diefstal met geweld en afpersing van de kant van verdachte en zijn medeverdachten met het doel (slachtoffer) een groot geldbedrag af te nemen. De raadsvrouwe stelt zich op het standpunt dat juist anderen, waaronder medeverdachte H. V., een plan hadden beraamd om de medeverdachten O. en S. naar de woning van medeverdachte H. V. te lokken met de mededeling dat zij daar hun geld zouden krijgen. Het doel was om laptop-informatie terug te krijgen. (slachtoffer) zou deze twee medeverdachten met een vuurwapen in de woning bedreigen. (slachtoffer), een eventuele maat van hem en H. V. zouden de medeverdachten vastbinden en onder bedreiging van een vuurwapen bewegen tot afgifte van de computergegevens. De medeverdachten zouden hun familie moeten bellen met de mededeling dat er iemand langs zou komen om bepaalde spullen (computer of diskettes) op te halen. Op 21 december 2002 meldden zich in plaats van de bewuste twee medeverdachten in eerste instantie verdachte en medeverdachte T. bij de woning van H. V.. De twee medeverdachten verschenen enkele minuten later. H. V. had duidelijk niet gerekend op vier personen. Verdachte was in de keuken op het moment dat er op de voordeur werd geklopt. Verdachte was nog in de keuken als meerdere pistoolschoten door de onverlichte gang en keuken daverden. In de ban van zijn primaire angst trok verdachte zijn pistool en vuurde vanuit de keuken in de richting van de schoten uit de gang. Tevens heeft de raadsvrouwe namens verdachte een beroep gedaan op noodweer dan wel noodweerexces, op grond waarvan verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de schoten gericht op medeverdachte S. en T. door (slachtoffer) moeilijk anders kunnen worden getypeerd dan een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. De rechtbank verwerpt de verweren van de raadsvrouwe, gelet op bovenstaande bewijsoverweging, de stukken en het onderzoek ter terechtzitting, in onderling verband en samenhang bezien. Op grond daarvan is tevens niet aannemelijk geworden dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, waartegen noodzakelijke verdediging geboden was. Reeds hierom kan dan ook geen sprake zijn van noodweer(exces). Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. Hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De strafbaarheid van de feiten Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op. Ten aanzien van feit 1 primair: poging tot: - diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, en - afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en de dood ten gevolge heeft. Ten aanzien van feit 2: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. Motivering van de op te leggen sanctie Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen: - Verdachte en zijn mededaders hebben op 21 december 2002 in een woning aan het Mereveldplein te De Meern op geraffineerde en doordachte wijze gepoogd (slachtoffer) van een groot geldbedrag te beroven. Verdachte heeft een vuurwapen meegenomen en heeft daarmee ten minste driemaal geschoten. Verdachte is er aldus niet voor teruggeschrokken om samen met anderen zwaar geweld tegen zijn medemensen te gebruiken en heeft zich om het lot van het slachtoffer kennelijk volstrekt niet bekommerd; - Het resultaat van dit delict is dat op brute wijze aan een jongeman het leven ontnomen is en dat aan de nabestaanden van het slachtoffer onherstelbaar leed is toegebracht. Een dergelijk delict draagt een voor de rechtsorde zeer schokkend karakter en brengt ook buiten de directe omgeving van het slachtoffer gevoelens van grote angst en onveiligheid teweeg. Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op: - de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 30 december 2002, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld, laatstelijk op 8 september 1998 ter zake van openlijke geweldpleging. De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot -kort gezegd-: - een gevangenisstraf van 8 jaren met aftrek van het voorarrest. De rechtbank acht, gelet op de aard en de ernst van voormelde feiten en rekening houdend met de persoon van verdachte, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Verbeurdverklaring: De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten: - een tie-wrap; - een bos van 17 stuks tie-wraps; - een tie-wrap, lang 39 cm, breed 0.7 cm, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, aangezien met behulp van deze voorwerpen het onder 1 bewezenverklaarde is begaan of voorbereid. Voornoemde voorwerpen zullen daarom verbeurd worden verklaard. Onttrekking aan het verkeer: De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten: - pistool, kleur zwart, Zastava 9mm; - pistool, kleur zilver, FT 6.35; - pistool, Mauser model 90 DA 9 mm, zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met behulp van deze voorwerpen het onder 1 bewezenverklaarde is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. Voornoemde voorwerpen zullen daarom onttrokken worden aan het verkeer. Teruggave inbeslaggenomen goederen: Met betrekking tot de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten: - een bril, Versus, mod. 27 col. 73 m 45 vierkant 18; - een telefoon, kleur blauw, merk Panasonic, zal de rechtbank de teruggave gelasten aan verdachte, bij wie deze voorwerpen in beslag zijn genomen. De toepasselijke wettelijke voorschriften De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 45, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en op artikel 55 van de Wet wapens en munitie. DE BESLISSING: De rechtbank beslist als volgt: Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals vermeld in bijlage III van dit vonnis, heeft begaan. Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 6 JAREN. Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Verklaart verbeurd: de tie-wraps. Verklaart onttrokken aan het verkeer: Pistool Zastava, pistool FT 6.35 en pistool Mauser. Gelast de teruggave van een bril en een telefoon aan verdachte. Dit vonnis is gewezen door mrs A.H. Weijsenfeld, voorzitter, M.L. van der Bel en F.M.D. Aardema, rechters, bijgestaan door mr. A. van Beek, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 september 2003.