
Jurisprudentie
AK3479
Datum uitspraak2003-09-12
Datum gepubliceerd2003-09-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/300175-03
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-09-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/300175-03
Statusgepubliceerd
Indicatie
Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair is ten laste gelegd.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het bewijs dat er gerede twijfel bestaat omtrent de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde. Deze twijfel is gebaseerd op de volgende feiten en omstandigheden:
* Verdachte is weliswaar op de avond van de schietpartij in de omgeving van de woning van medeverdachte H. V. geweest, maar hij is niet in de woning zelf geweest.
* Verdachte heeft op 21 december 2002 meermalen telefonisch contact gehad met zijn vader en medeverdachte H. V.. Echter, uit de aard van het contact met zijn vader en de aard van de gesprekken is niet gebleken dat verdachte op de hoogte was van gemaakte afspraken omtrent het ten laste gelegde.
De verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken.
Uitspraak
RECHTBANK TE UTRECHT
Parketnummer: 16/300175-03
Datum uitspraak: 12 september 2003
Tegenspraak
Raadsvrouwe: mr. S. Milani
G/T: Nee
VERKORT VONNIS
van de rechtbank te Utrecht, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
(verdachte)
verblijvende te 3951 VT Maarn, Klein Amsterdam 62.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 27 juni 2003, 27 augustus 2003 en 29 augustus 2003.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven.
Op vordering van de officier van justitie is wijziging van het ten laste gelegde feit ter terechtzitting van 27 augustus 2003 toegestaan.
Van de dagvaarding en van de vordering tot wijziging van de tenlastelegging zijn kopieën als bijlagen I en II aan dit vonnis gehecht. De inhoud van deze bijlagen geldt als hier ingevoegd.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
De raadsvrouwe heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in haar vervolging, nu de verdachte van 13 maart 2003 tot 25 april 2003, dat is 44 dagen, in Spanje in detentie heeft gezeten. Blijkens de Spaanse stukken blijkt de maximale termijn echter 40 dagen te zijn. Deze overschrijding van de maximumtermijn van 40 dagen is naar de mening van verdachte niet louter aan de Spaanse autoriteiten te wijten doch dient voor rekening en risico van het Nederlandse Openbaar Ministerie te komen.
De rechtbank kan zich met deze stelling niet verenigen. Zo al sprake zou zijn van een overschrijding van de maximumtermijn naar Spaans recht, dwingt geen rechtsregel ertoe, aan deze -overigens geringe- overschrijding in de onderhavige strafzaak consequenties te verbinden.
De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsvrouwe.
De officier van justitie is ontvankelijk, zijnde ook geen andere redenen gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Vrijspraak
Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair is ten laste gelegd.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het bewijs dat er gerede twijfel bestaat omtrent de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde. Deze twijfel is gebaseerd op de volgende feiten en omstandigheden:
* Verdachte is weliswaar op de avond van de schietpartij in de omgeving van de woning van medeverdachte H. V. geweest, maar hij is niet in de woning zelf geweest.
* Verdachte heeft op 21 december 2002 meermalen telefonisch contact gehad met zijn vader en medeverdachte H. V.. Echter, uit de aard van het contact met zijn vader en de aard van de gesprekken is niet gebleken dat verdachte op de hoogte was van gemaakte afspraken omtrent het ten laste gelegde.
De verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken.
Teruggave inbeslaggenomen goederen:
Met betrekking tot het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
- Telefoon, kleur zilver, NEC N 21 i,
zal de rechtbank de teruggave gelasten aan verdachte, bij wie dit voorwerp in beslag is genomen.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Gelast de teruggave van de telefoon aan verdachte.
Heft het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door
mrs A.H. Weijsenfeld, voorzitter,
M.L. van der Bel en F.M.D. Aardema, rechters,
bijgestaan door mr. A. van Beek, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 september 2003.