
Jurisprudentie
AK3837
Datum uitspraak2003-09-10
Datum gepubliceerd2003-09-15
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersRolnummer 0200021
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-09-15
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersRolnummer 0200021
Statusgepubliceerd
Indicatie
Nu vaststaat dat [geïntimeerden] alle saneringskosten heeft voldaan, kan hij derhalve de helft daarvan op [appellante] verhalen. Het door [geïntimeerden] terzake gevorderde bedrag van f 11.905,98 dient door [appellante] aan hem te worden voldaan. [geïntimeerden] kan ook aanspraak maken op de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 januari 1999, tegen welke datum van ontstaan van het verzuim door [appellante] geen bezwaar is gemaakt.
Volledigheidshalve zij nog overwogen dat [geïntimeerden] geen grief heeft gericht tegen de afwijzing door de rechtbank van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, zodat het hof zich daarover niet hoeft uit te laten.
Uitspraak
Arrest d.d. 10 september 2003
Rolnummer 0200021
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [appellante],
procureur: mr P. Tuinman,
tegen
1. [geïntimeerde 1],
wonende te [woonplaats],
2. [geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerden,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk (in enkelvoud) te noemen: [geïntimeerden],
procureur: mr R.C.M. Kamsma.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 15 januari 2003 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Ingevolge het tussenarrest van 15 januari 2003 heeft [geïntimeerden] een akte genomen om zich uit te laten over hetgeen vermeld is in r.o. 7 van dat arrest.
[appellante] heeft een antwoord-akte genomen.
Vervolgens heeft [geïntimeerden] nog een akte genomen en hebben partijen om arrest verzocht.
De verdere beoordeling
1. Als onjuist dient te worden voorbijgegaan aan hetgeen [geïntimeerden] post-interlocutoir heeft gesteld omtrent de - in zijn visie kennelijk alléén op basis van wilsovereenstemming bestaande - grondslag van het door hem gestelde eigendomsrecht, terwijl hij in prima een notariële akte d.d. 19 juli 1984 heeft overgelegd ter staving van zijn vordering, uit welke akte niet blijkt van enig eigendomsrecht op de onderhavige steeg. Eerst na het tussenarrest heeft [geïntimeerden] een notariële akte d.d. 13 april 1995 in het geding gebracht - aanvankelijk een concept doch nadien een afschrift van het originele in de registers ingeschreven exemplaar -, waaruit blijkt dat de gemeente Leeuwarden op 13 april 1995 aan [geïntimeerden] de eigendom heeft overgedragen van de blote eigendom van het reeds bij [geïntimeerden] in erfpacht zijnde perceel gelegen aan de [adres], alsmede van de blote eigendom van de bij [geïntimeerden] in erfpacht zijnde onverdeelde helft van de in deze procedure aan de orde zijnde steeg, gelegen tussen de percelen van [geïntimeerden] en [appellante].
Hiermee staat thans vast dat - anders dan waarvan het hof in het tussenarrest van 15 januari 2003 op basis van de tot dan door [geïntimeerden] verstrekte gegevens is uitgegaan - [geïntimeerden] niet de onverdeelde helft van de steeg in erfpacht, doch in eigendom heeft.
2. Hiermee is eveneens duidelijk uit welke hoofde [geïntimeerden] de saneringskosten heeft voldaan. Het Boot wijst daartoe immers de eigenaar van het verontreinigde perceel aan.
Derhalve moet worden aangenomen dat - anders dan het hof als voorlopig oordeel heeft overwogen in de slotzin van r.o. 6 van het tussenarrest - niet op de gemeente Leeuwarden en [appellante], maar op [geïntimeerden] en [appellante] tezamen de verplichting rustte tot het verwijderen en schoonmaken van de tank.
3. Nu vaststaat dat [geïntimeerden] alle saneringskosten heeft voldaan, kan hij derhalve de helft daarvan op [appellante] verhalen. Het door [geïntimeerden] terzake gevorderde bedrag van f 11.905,98 dient door [appellante] aan hem te worden voldaan. [geïntimeerden] kan ook aanspraak maken op de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 januari 1999, tegen welke datum van ontstaan van het verzuim door [appellante] geen bezwaar is gemaakt.
Volledigheidshalve zij nog overwogen dat [geïntimeerden] geen grief heeft gericht tegen de afwijzing door de rechtbank van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, zodat het hof zich daarover niet hoeft uit te laten.
De slotsom.
4. Uit het voorgaande - in samenhang met hetgeen reeds is overwogen en beslist in het tussenarrest - vloeit voort dat de grieven I, II en III falen. Het vonnis van 21 november 2001 van de rechtbank zal worden bekrachtigd.
Als de in het ongelijk te stellen partij zal [appellante] worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De laatstgenomen akten van [geïntimeerden] zal het hof daarbij niet meerekenen, nu het aan [geïntimeerden] zelf te wijten is dat hij de bedoelde stukken niet eerder in het geding heeft gebracht.
Beslist wordt als volgt.
De beslissing
het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis van 21 november 2001;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van [geïntimeerden] tot aan deze uitspraak op € 308,-- aan verschotten en € 545,-- aan salaris voor de procureur.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. Knijp, voorzitter, Bax-Stegenga en De Bock, raden, en uitgesproken door mr Streppel, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Haites-Verbeek als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 10 september 2003.