Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AK3983

Datum uitspraak2003-09-11
Datum gepubliceerd2003-09-16
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200305167/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 21 juli 2003, kenmerk mz/fw, heeft verweerder verzoekers een last onder dwangsom opgelegd voor het in strijd met voorschrift 5.4.10 van Bijlage I bij het Besluit tankstations milieubeheer buiten gebruik stellen van drie ondergrondse tanks.


Uitspraak

200305167/1. Datum uitspraak: 11 september 2003 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: [verzoekers], gevestigd te [plaats], en college van burgemeester en wethouders van Someren, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 21 juli 2003, kenmerk mz/fw, heeft verweerder verzoekers een last onder dwangsom opgelegd voor het in strijd met voorschrift 5.4.10 van Bijlage I bij het Besluit tankstations milieubeheer buiten gebruik stellen van drie ondergrondse tanks. Tegen dit besluit hebben verzoekers bezwaar gemaakt. Bij brief van 5 augustus 2003, bij de Raad van State ingekomen op 7 augustus 2003, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 september 2003. Verzoekers zijn daar vertegenwoordigd door [gemachtigde]. Verweerder is daar vertegenwoordigd door F.F.M. van der Wiel, ambtenaar van de gemeente. 2. Overwegingen 2.1. Primair stellen verzoekers zich op het standpunt dat het niet zinvol is de ondergrondse tanks te verwijderen voordat de bodem wordt gesaneerd. Verder achten zij de begunstigingstermijn van vier weken in dit geval te kort, omdat die termijn grotendeels samenvalt met de “bouwvak”. 2.2. Ofschoon de Voorzitter op zichzelf geen aanknopingspunten ziet om aan te nemen dat een termijn van vier weken niet toereikend is om te kunnen voldoen aan de last, kan worden aangenomen dat de feitelijke mogelijkheden om de daarvoor benodigde werkzaamheden aan te besteden en uit te voeren gedurende de “bouwvak” beperkt zijn. Verder is aannemelijk gemaakt dat de jaarlijkse topdrukte van het vervoersbedrijf van verzoekers samenvalt met die vakantieperiode, hetgeen betekent dat een beperking van de bedrijfsvoering gedurende die periode voor hen nadeliger is dan gedurende andere perioden. Ter zitting heeft verweerder erkend dat hij bij het nemen van het besluit geen rekening heeft gehouden met deze omstandigheden. Nu niet is gebleken van zodanige milieurisico’s die nopen tot het aanvangen van de werkzaamheden op de kortst mogelijke termijn, ziet de Voorzitter in hetgeen over de termijn is aangevoerd aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening op de hierna onder 3. van deze uitspraak weergegeven wijze. Gelet daarop ziet de Voorzitter geen grond meer om, in afwachting van de beslissing op bezwaar, de overige grond waarop het verzoek steunt te behandelen. 2.3. Verweerder dient te worden veroordeeld in de proceskosten. 3. Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Someren van 21 juli 2003, kenmerk mz/fw, tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar, met dien verstande dat indien binnen die termijn wordt verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening, de schorsing doorloopt totdat op dat verzoek is beslist; II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Someren in de door verzoekers in verband met de behandeling van het verzoek gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 774,99, waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het totale bedrag dient door de gemeente Someren te worden betaald aan verzoekers; III. gelast dat de gemeente Someren aan verzoekers het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht (€ 232,00) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.A.G. Stolker, ambtenaar van Staat. w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Stolker Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 11 september 2003 157.