Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AK3984

Datum uitspraak2003-09-11
Datum gepubliceerd2003-09-16
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200305202/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 13 mei 2003, BM/03-4425, heeft verweerder verzoeker een last onder dwangsom opgelegd voor het opslaan van 660 m3 puin en 450 m3 puingranulaat zonder vergunning op het perceel [locatie] te [woonplaats].


Uitspraak

200305202/1. Datum uitspraak: 11 september 2003 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: [verzoeker], wonend te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van Lochem, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 13 mei 2003, BM/03-4425, heeft verweerder verzoeker een last onder dwangsom opgelegd voor het opslaan van 660 m3 puin en 450 m3 puingranulaat zonder vergunning op het perceel [locatie] te [woonplaats]. Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt. Bij brief van 6 augustus 2003, bij de Raad van State ingekomen op 7 augustus 2003, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 september 2003. Verzoeker is vertegenwoordigd door [gemachtigde]. Verweerder is vertegenwoordigd door A.B.M. Grundel en W. Peeks, ambtenaren van de gemeente. 2. Overwegingen 2.1. Reeds vanwege de opgeslagen hoeveelheid van buiten de inrichting afkomstig puin die blijkens het besluit in de inrichting is aangetroffen, neemt de Voorzitter aan dat uit het bepaalde in categorie 28.4 van het inrichtingen- en vergunningenbesluit volgt dat gedeputeerde staten krachtens artikel 8.1 van de Wet milieubeheer bevoegd zijn om daarvoor vergunning te verlenen. 2.2. Ingevolge artikel 18.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer, voor zover hier van belang, heeft het bestuursorgaan dat bevoegd is vergunning krachtens artikel 8.1 voor een inrichting te verlenen tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de op grond van de betrokken wetten voor degene die de inrichting drijft geldende voorschriften. 2.3. Naar het oordeel van de Voorzitter volgt uit artikel 18.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer in dit geval dat het college van gedeputeerde staten bij uitsluiting bevoegd is tot bestuursrechtelijke handhaving. Aan dat oordeel doet niet af dat verweerder in 1992 een vergunning heeft verleend voor een melktransportbedrijf en agrarisch bedrijf en dat de plaatsvindende activiteiten met puin en puingranulaat strijdig zijn met het door verweerder te handhaven bestemmingsplan. 2.4. Gezien het vorenstaande ziet de Voorzitter grond voor toewijzing van het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. 2.5. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken. 3. Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Lochem van 13 mei 2003, kenmerk BM/03-4425; II. gelast dat de gemeente Lochem aan verzoeker het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht (€ 116,00) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.A.G. Stolker, ambtenaar van Staat. w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Stolker Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 11 september 2003 157.