Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AK4010

Datum uitspraak2003-09-17
Datum gepubliceerd2003-09-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200205664/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 6 augustus 1997 heeft de Staatssecretaris van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de Staatssecretaris) een verzoek van [appellant sub 2], de in januari 2002 overleden vader van de erven, om de huur van de bij hem in eigendom zijnde en door appellant sub 1 gehuurde woning met toepassing van artikel 16 van de Huurprijzenwet woonruimte te verhogen, afgewezen.


Uitspraak

200205664/1. Datum uitspraak: 17 september 2003 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: 1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats], 2. de erven [appellant sub 2], destijds wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank te Arnhem van 13 september 2002 in het geding tussen: appellant sub 1 en de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. 1. Procesverloop Bij besluit van 6 augustus 1997 heeft de Staatssecretaris van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de Staatssecretaris) een verzoek van [appellant sub 2], de in januari 2002 overleden vader van de erven, om de huur van de bij hem in eigendom zijnde en door appellant sub 1 gehuurde woning met toepassing van artikel 16 van de Huurprijzenwet woonruimte te verhogen, afgewezen. Bij besluit van 5 december 1997 heeft de Staatssecretaris het daartegen door [appellant sub 2] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 30 november 1998 heeft de arrondissementsrechtbank te Arnhem het daartegen door [appellant sub 2] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 14 januari 2000 heeft de Afdeling het beroep van [appellant sub 2] gegrond verklaard, die uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Arnhem vernietigd, het beroep gegrond verklaard, het besluit van 5 december 1997 vernietigd en de Staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen. Bij besluit van 30 maart 2001 heeft de Staatssecretaris, aan deze opdracht gevolg gevend, het bezwaar van [appellant sub 2] gegrond verklaard in die zin dat de huurprijs van de woning per 1 mei 1999 wordt vastgesteld op ƒ 1630,13 (€ 739,72) per maand. Bij uitspraak van 13 september 2002, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Arnhem (hierna: de rechtbank) het daartegen door [appellant sub 1] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellant sub 1] bij faxbericht van 21 oktober 2002, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, en de erven bij brief van 23 oktober 2002, bij de Raad van State ingekomen op 24 oktober 2002, hoger beroep ingesteld. [appellant sub 1] heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brief van 19 november 2002. De erven hebben hun hoger beroep aangevuld bij brief van 10 december 2002. Deze brieven zijn aangehecht. Bij brief van 9 januari 2003 heeft de Staatssecretaris van antwoord gediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 april 2003, waar [appellant sub 1] in persoon, bijgestaan door mr. T.E.P.A. Lam, advocaat te Nijmegen, de erven, vertegenwoordigd door mr. R.F. Beijne, advocaat te Amsterdam, en de Staatssecretaris, vertegenwoordigd door R. Vrijman, ambtenaar ten departmente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Bij haar uitspraak van heden inzake 200205607/1 heeft de Afdeling het hoger beroep van zowel [appellant sub 1] als de erven gegrond verklaard, zij het dat de gegrondheid van het hoger beroep van de erven uitsluitend ziet op de hoogte van de huurprijs, en de uitspraak van de rechtbank vernietigd voorzover betrekking hebbend op de hoogte van de huurprijs; voor het overige heeft de Afdeling de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Voorts heeft de Afdeling het – ook thans aan de orde zijnde – besluit van de Staatssecretaris van 5 maart 2001 vernietigd in zoverre het de hoogte van de huurprijs betreft en, zelf voorziend, bepaald dat de huurprijs van de woning [locatie] te [plaats] met toepassing van artikel 16 van de Huurprijzenwet woonruimte met ingang van 1 mei 1999 wordt vastgesteld op ƒ 1023,46 (€ 464,43) per maand en nadien jaarlijks uitgaande van de tenminste redelijke huurprijs volgens het woningwaarderingsstelsel wordt verhoogd. Tot slot heeft de Afdeling bij haar genoemde uitspraak bepaald dat die in de plaats treedt van het besluit van 5 maart 2001 voorzover dat is vernietigd. 2.2. Uit hetgeen de Afdeling bij haar meergenoemde uitspraak heeft overwogen vloeit voort dat ook de onderhavige uitspraak van de rechtbank, waarbij het beroep van [appellant sub 1] tegen het besluit van 5 maart 2001 ongegrond is verklaard, moet worden vernietigd. Zowel het hoger beroep van [appellant sub 1] als dat van de erven is gegrond, zij het dat de gegrondheid van het hoger beroep van de erven uitsluitend ziet op de hoogte van de huurprijs. 2.3. Gezien de samenhang van de onderhavige beroepen en hoger beroepen met de eveneens op de zitting van 17 april 2003 behandelde hoger beroepen van de erven respectievelijk van [appellant sub 1] inzake 200205607/1, ziet de Afdeling in de onderhavige zaak geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het hoger beroep van [appellant sub 1] gegrond; II. verklaart het hoger beroep van de erven voorzover betrekking op de hoogte van de huurprijs gegrond; III. vernietigt de uitspraak van de rechtbank te Arnhem van 13 september 2002, 01/853, voorzover het betreft de hoogte van de huurprijs; IV. bevestigt die uitspraak voor het overige; V. gelast dat de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) aan [appellant sub 1] het door hem voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht (€ 267,00) vergoedt; VI. gelast dat de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) aan de erven het door hen voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht (€ 165,00) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. C. de Gooijer, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.E.E.Wolff, ambtenaar van Staat. w.g. De Gooijer w.g. Wolff Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 17 september 2003 238.