Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AK4031

Datum uitspraak2003-08-06
Datum gepubliceerd2003-09-17
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers02/03579
Statusgepubliceerd


Indicatie

In geschil is of voor het motorrijtuig vrijstelling van belasting moet worden verleend hetgeen belanghebbende stelt en de Inspecteur betwist. Niet in geschil is dat het voertuig is aan te merken als een motorrijtuig in de zin van artikel 9 van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 en dat het is ingericht voor het vervoer van een stoffelijk overschot.


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem zesde enkelvoudige belastingkamer nummer 02/03579 (vrijstelling mrb) Proces-verbaal mondelinge uitspraak Belanghebbende : [X] V.O.F. te : [Z] Verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratie Autoheffingen Aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar betreft : verzoek om vrijstelling van de motorrijtuigenbelasting Nummer :[01] Mondelinge behandeling : op 23 juli 2003 te Arnhem Waarbij verschenen : belanghebbende, alsmede [de Inspecteur] gronden: 1. Belanghebbende drijft een carrosserie-, auto- en schadeherstelbedrijf. Sinds 1913 houdt belanghebbende zich bezig met het ontwerpen ontwikkelen en fabriceren van motorrijtuigen voor de uitvaartbranche. Belanghebbende beschikt over een motorrijtuig, gekentekend [AA-00-BB]. Dit motorrijtuig wordt uitsluitend als vervangend vervoer voor lijkbezorging ter beschikking gesteld aan cliënten in de uitvaartbranche. 2. Belanghebbende heeft op 13 maart 2002 met betrekking tot het voornoemde motorrijtuig een verzoek om vrijstelling van belasting ingevolge in artikel 71, lid 1 sub b, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 juncto artikel 9 van het Uitvoeringsbesluit van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 ingediend. 3. Op 30 juli 2002 is het verzoek om vrijstelling van belasting door de Inspecteur afgewezen evenals het tegen dat besluit gerichte bezwaarschrift. 4. In geschil is of voor het motorrijtuig vrijstelling van belasting moet worden verleend hetgeen belanghebbende stelt en de Inspecteur betwist. Niet in geschil is dat het voertuig is aan te merken als een motorrijtuig in de zin van artikel 9 van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 en dat het is ingericht voor het vervoer van een stoffelijk overschot. 5. Ingevolge artikel 71 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 wordt op verzoek vrijstelling van belasting verleend voor motorrijtuigen die zijn ingericht en uitsluitend worden gebruikt voor het vervoer van een stoffelijk overschot. Een vrijstelling van belasting voor deze motorrijtuigen wordt ingevolge artikel 9 van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 verleend indien direct achter de bestuurderszitplaats een vaste wand is aangebracht over de gehele breedte van het motorrijtuig, de achterruimte niet is voorzien van zitplaatsen en veiligheidsgordels en de achterruimte geheel is voorzien van een verhoogde laadvloer. 6. Nu het motorrijtuig voldoet aan de voorwaarden zoals die vermeld worden onder 5. en het motorrijtuig uitsluitend wordt gebruikt voor het vervoer van stoffelijke overschotten, is het verzoek om vrijstelling belasting ten onrechte geweigerd. 7. Aan het oordeel van het Hof doet niet af het betoog van de Inspecteur dat belanghebbende het motorrijtuig als vervangend vervoer voor lijkbezorging aan cliënten in de uitvaartbranche ter beschikking houdt, aangezien dit beschikbaar houden niet is aan te merken als een vorm van gebruik die aan het uitsluitend gebruik als lijkauto in de weg staat. proceskosten: Belanghebbendes proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op € 20 voor reis- en verblijfkosten en € 125 voor verletkosten. beslissing: Het Gerechtshof: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt de uitspraak waarvan beroep; - verleent alsnog vrijstelling voor genoemd motorrijtuig; - gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht van € 218,00; - veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 145 en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden. Aldus gedaan op 6 augustus 2003 door mr. J. Lamens, lid van de zesde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. K. van der Leij als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier, Het lid van de voormelde kamer, (K. van der Leij) (J. Lamens) De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 20 augustus 2003 Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen. De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.