Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AK4056

Datum uitspraak2003-09-17
Datum gepubliceerd2003-09-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200301136/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 4 juli 2002 heeft de gemeenteraad van Nijkerk, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 19 juni 2002, vastgesteld het bestemmingsplan "11e herziening Bruins Slotlaan".


Uitspraak

200301136/1. Datum uitspraak: 17 september 2003 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellanten], wonend te [woonplaats], en het college van gedeputeerde staten van Gelderland, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 4 juli 2002 heeft de gemeenteraad van Nijkerk, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 19 juni 2002, vastgesteld het bestemmingsplan "11e herziening Bruins Slotlaan". Verweerder heeft bij zijn besluit van 14 januari 2003, kenmerk RE2002.72783, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan. Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 21 februari 2003, bij de Raad van State ingekomen op 24 februari 2003, beroep ingesteld. Bij brief van 13 mei 2003 heeft verweerder meegedeeld dat het beroepschrift geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van [appellanten]. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 juli 2003, waar appellanten, in de persoon van [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door mr. H.J.R.M. Nelissen, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is de gemeenteraad, vertegenwoordigd door E. Baas en R. ’t Hoen, ambtenaren van de gemeente, daar gehoord. 2. Overwegingen 2.1. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht. De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast. 2.2. Het plan voorziet in de bouw van 10 wooneenheden en een gemeenschappelijke ruimte voor begeleid wonen van gehandicapten aan de Beatrixhof in Nijkerk. Verweerder heeft bij het bestreden besluit het plan goedgekeurd. 2.3. Appellanten stellen in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan. Zij menen dat hierdoor het reeds bestaande tekort aan parkeerplaatsen in de buurt nog groter zal worden. Daarbij betogen zij dat met de bouw een speelterrein verdwijnt, waardoor in de buurt geen veilige speelmogelijkheden voor kinderen meer bestaan. Bovendien menen appellanten dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen omdat verweerder alleen heeft gekeken of de gemeentelijke weerlegging van de zienswijzen plausibel is. 2.4. De gemeenteraad heeft in het plan parkeervoorzieningen opgenomen. Hij zal nog onderzoek verrichten naar mogelijkheden in het gebied voor de aanleg van speelterreinen en meer parkeervoorzieningen. Daarnaast is hij van mening dat de norm van 1,5 parkeerplaats per woning niet van toepassing is op de woonwijk in het plan. 2.5. Verweerder heeft geen reden gezien het bestreden plan in strijd te achten met een goede ruimtelijke ordening en heeft het plan goedgekeurd. Verweerder is van mening dat de weerlegging van de zienswijzen door de gemeenteraad plausibel is. 2.6. De Afdeling neemt het volgende in aanmerking. Door de in het plan voorziene bouw van wooneenheden zullen een parkeerterrein en een speelplaats verdwijnen. Ter zitting is aannemelijk geworden dat het een groot deel van de in het plan voorziene parkeerplaatsen op het woonerf beschikbaar zal blijven voor buurtbewoners. Nadrukkelijk is van de zijde van de gemeenteraad gesteld dat deze parkeerplaatsen openbaar zullen blijven. Te verwachten is dat een beperkt aantal parkeerplaatsen door gebruikers en bezoekers van de wooneenheden zal worden gebruikt. De gemeenteraad heeft bevestigd dat hij met de parkeerdruk bekend is en dat hij voornemens is deze met de in voorbereiding zijnde herinrichting van de wijk te verlichten. Hoewel de gemeenteraad bij het vaststellen van het plan niet op verricht onderzoek naar de verkeerssituatie maar op algemene kennis ter zake aanwezig bij de gemeenteraad is afgegaan, ziet de Afdeling hierin gelet op het voorgaande geen aanleiding voor het oordeel dat de voorbereiding van het plan onzorgvuldig is geweest en dat daarom het goedkeuringsbesluit op dit punt had moeten worden vernietigd. De Afdeling is tevens van oordeel dat verweerder in redelijkheid van een groter belang bij woningbouw voor gehandicapten tegenover het belang bij behoud van een speelterrein heeft kunnen uitgaan. Met name nu van de zijde van de gemeenteraad het herinrichten van andere speelweiden wordt nagestreefd. Op de zitting heeft de gemeenteraad nadrukkelijk toegezegd dat hij streeft naar andere en voldoende speelplekken in de buurt. Hoewel het in de rede had gelegen dat de uitvoering van dit streven voor het vaststellen van het plan had plaatsgevonden, hecht de Afdeling uitdrukkelijk betekenis aan hetgeen de gemeenteraad ter zitting hieromtrent heeft toegezegd. Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen appellante heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder terecht goedkeuring heeft verleend aan het plan. Het beroep is ongegrond. 2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van Staat. w.g. Bartel w.g. Bindels Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 17 september 2003 177-85-447.