Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AK8282

Datum uitspraak2003-09-18
Datum gepubliceerd2003-09-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers05/09126-00
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft een in psychisch en lichamelijk slechte conditie verkerende man in hulpeloze toestand gebracht en gelaten. (Deze man is vervolgens verdwenen en een jaar later dood aangetroffen). Voorts heeft verdachte in strijd gehandeld met de Wet op de individuele gezondheidszorg door zich als "generiek agoog"-kort gezegd- in te laten met voornoemde persoon, terwijl hij ook niet stond ingeschreven in een daarvoor bestemd register.


Uitspraak

Rechtbank Arnhem Sector strafrecht Meervoudige Kamer Parketnummer : 05/090126-00 Datum zitting : 04 september 2003 Datum uitspraak : 18 september 2003 VERKORT VONNIS TEGENSPRAAK in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem tegen naam : [verdachte] geboren op : [geboortedatum] te Amsterdam adres : [adres] plaats : [woonplaats] Raadsman: mr. C.J. Looijen, advocaat te Zetten 1. De inhoud van de tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd dat: 1. hij in of omstreeks de periode van 14 tot en met 20 september 1999 te [woonplaats], [plaatsnaam] en/of [land] (in en/of rondom de gemeente [X], departement [Y]) opzettelijk [slachtoffer], tot wiens onderhoud en/of verzorging verdachte krachtens overeenkomst (het op 14 september 1999 gesloten contract voor hulpverl. aan A.) verplicht was, in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of heeft gelaten door: - voornoemde overeenkomst met [slachtoffer] aan te gaan en/of; - [slachtoffer] op of omstreeks 17 september 1999 mee te nemen naar een verblijf in [land] waar verder geen bekenden van [slachtoffer] behoudens verdachte waren en/of; - het contact tussen [slachtoffer] en zijn familie te beperken en/of; - geestelijke druk op [slachtoffer] uit te oefenen dan wel een situatie te doen ontstaan waarin [slachtoffer] psychisch (meer dan voorheen) onder druk kwam te staan en/of; - met [slachtoffer] praatsessies te houden en/of; - met [slachtoffer] samen alcohol te nuttigen en/of; - met [slachtoffer] te gaan vissen en/of; - op 20 september 1999 [slachtoffer] alleen te laten, hetzij in de woning '[naam]' te [plaats] hetzij door [slachtoffer] alleen naar een telefooncel te laten lopen terwijl [slachtoffer] (kort) tevoren in de tuin van omwonenden van '[naam]' was aangetroffen met een (deels) bebloed lichaam en/of hoofd, een verwarde indruk makend en/of terwijl [slachtoffer] die dag een aanval had gehad artikel 255 Wetboek van Strafrecht 2. hij in of omstreeks de periode van 14 tot en met 20 september 1999 te [woonplaats], [plaatsnaam] en/of te [land] (in en/of rondom de gemeente [X], departement [Y]), niet ingeschreven staande in een register, bij het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg rechtstreeks betrekking hebbende op [slachtoffer], te weten het uitvoering geven aan het op 14 september 1999 gesloten 'contract voor hulpverl. aan A.', door [slachtoffer] mee te nemen naar [land] en/of met hem te vissen en/of met hem alcohol te gebruiken en/of met hem praatsessies/gesprekken te houden/voeren en/of zijn contacten met familie te beperken, buiten noodzaak schade of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van [slachtoffer] heeft veroorzaakt, terwijl hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat hij schade of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van [slachtoffer] veroorzaakte. Artikel 96 lid 1 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg Artikel 96 lid 2 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg Artikel 102 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg 2. Het onderzoek ter terechtzitting De zaak is op 04 september 2003 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte versche-nen. Verdachte is bijgestaan door mr. C.J. Looijen, advocaat te Zetten. De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroor-deeld tot: een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen, zoals weergegeven op de aan dit vonnis als bijlage I gehechte lijst, teruggegeven zullen worden aan de verdachte. Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging ge-voerd. 3. De beslis-sing inzake het bewijs De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat: 1. hij in of omstreeks de periode van 14 tot en met 20 september 1999 te [woonplaats], [plaatsnaam] en/of [land] (in en/of rondom de gemeente [X], departement [Y]) opzettelijk [slachtoffer], tot wiens onderhoud en/of verzorging verdachte krachtens overeenkomst (het op 14 september 1999 gesloten contract voor hulpverl. aan A.) verplicht was, in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of heeft gelaten door: - voornoemde overeenkomst met [slachtoffer] aan te gaan en/of; - [slachtoffer] op of omstreeks 17 september 1999 mee te nemen naar een verblijf in [land] waar verder geen bekenden van [slachtoffer] behoudens verdachte waren en/of; - het contact tussen [slachtoffer] en zijn familie te beperken en/of; - geestelijke druk op [slachtoffer] uit te oefenen dan wel een situatie te doen ontstaan waarin [slachtoffer] psychisch (meer dan voorheen) onder druk kwam te staan en/of; - met [slachtoffer] praatsessies te houden en/of; - met [slachtoffer] samen alcohol te nuttigen en/of; - met [slachtoffer] te gaan vissen en/of; - op 20 september 1999 [slachtoffer] alleen te laten, hetzij in de woning '[naam]' te [plaats] hetzij door [slachtoffer] alleen naar een telefooncel te laten lopen terwijl [slachtoffer] (kort) tevoren in de tuin van omwonenden van '[naam]' was aangetroffen met een (deels) bebloed lichaam en/of hoofd, een verwarde indruk makend en/of terwijl [slachtoffer] die dag een aanval had gehad artikel 255 Wetboek van Strafrecht 2. hij in of omstreeks de periode van 14 tot en met 20 september 1999 te [woonplaats], [plaatsnaam] en/of te [land] (in en/of rondom de gemeente [X], departement [Y]), niet ingeschreven staande in een register, bij het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg rechtstreeks betrekking hebbende op [slachtoffer], te weten het uitvoering geven aan het op 14 september 1999 gesloten 'contract voor hulpverl. aan A.', door [slachtoffer] mee te nemen naar [land] en/of met hem te vissen en/of met hem alcohol te gebruiken en/of met hem praatsessies/gesprekken te houden/voeren en/of zijn contacten met familie te beperken, buiten noodzaak schade of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van [slachtoffer] heeft veroorzaakt, terwijl hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat hij schade of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van [slachtoffer] veroorzaakte. Artikel 96 lid 1 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg Artikel 96 lid 2 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg Artikel 102 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewe-zen. Verdach-te zal daarvan worden vrijgesproken. Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijf-fouten voorko-men, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. De rechtbank komt, zoals gezegd, tot een bewezenverklaring van beide feiten. Responderend op het gevoerde verweer moet zij vaststellen dat verdachte zijn cliënt [slachtoffer] wèl in een hulploze toestand heeft gebracht en gelaten. Het staat naar haar oordeel vast dat [slachtoffer] in een psychisch en lichamelijk zorgwekkende toestand verkeerde toen verdachte zijn ‘hulp’ aanbood en het plan gemaakt werd dat [slachtoffer] met verdachte naar [land] zou gaan. Het staat naar het oordeel van de rechtbank eveneens vast dat de toestand van [slachtoffer] kort voordat hij verdween zeer slecht was. De kaart die [slachtoffer] zijn vrouw schreef, de getuigenissen van de buren ([naam]) en van de boeren ([namen]) die hem op maandagavond nog hebben gezien, laten geen ruimte voor twijfel. Het zijn onafhankelijk van elkaar afgelegde en met elkaar consistente getuigenissen. Zij zijn in lijnrechte tegenspraak met de daardoor ongeloofwaardige verklaring van verdachte dat [slachtoffer] het juist goed maakte, het erg naar zijn zin had in [land] en met de aanpak van zijn problemen zo ver was gevorderd dat hij de behandelovereenkomst met recht en reden kon opzeggen. Er is ook sprake van - op zijn minst - voorwaardelijk opzet. Verdachte is bekend geweest met de grote problemen waarmee [slachtoffer] te kampen had en de uitzichtloze situatie waarin deze verkeerde. Verdachte moet ook bekend zijn geweest dat hij, verdachte, een rol op zich nam of daar althans in terecht zou kunnen komen waarvoor hij als generiek agoog volstrekt niet gekwalificeerd was. Verdachtes - in veel opzichten raadselachtige en voor zover reconstueerbaar moeilijk te begrijpen - gedrag nadat [slachtoffer] van of uit ‘[naam]’ was vertrokken laat in elk geval één ding duidelijk zien: dat het verdachte aan de bekommernis die [slachtoffer] behoefde totaal heeft ontbroken. Met de rol die verdachte op zich genomen heeft in het leven van [slachtoffer] is naar het oordeel van de rechtbank gegeven dat sprake is geweest van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg rechtstreeks betrekking hebbende op [slachtoffer]. Het contract voor hulpverlening en de wijze waarop verdachte verslag deed van deze hulpverlening aan de echtgenote van [slachtoffer] laten ook hier geen ruimte voor twijfel. Uit verschillende getuigenverklaringen blijkt dat verdachte zich ook werkelijk zag als therapeut en zich als zodanig afficheerde. Het is niet aannemelijk dat hij (ook in dat opzicht) is misverstaan door die getuigen. De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijs-middelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen. 4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: ten aanzien van feit 1: Opzettelijk iemand tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging hij krachtens overeenkomst verplicht is, in hulpeloze toestand brengen, en: Opzettelijk iemand tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging hij krachtens overeenkomst verplicht is, in hulpeloze toestand laten, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 255 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank is van oordeel dat, nu niet exact duidelijk is of er sprake is geweest van één wilsbesluit van verdachte, er ten aanzien van feit 1 sprake is van meerdaadse samenloop als bedoeld in artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht. ten aanzien van feit 2: Niet ingeschreven staande in een register, bij het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg buiten noodzaak schade of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van een ander veroorzaken, terwijl hij ernstige reden heeft om te vermoeden dat hij schade of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van een ander veroorzaakt, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 96, eerste lid, juncto tweede lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. De feiten zijn strafbaar. 5. De strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid of feit aannemelijk geworden waardoor de strafbaar-heid van verdachte wordt opgeheven of uitgesloten. Verdachte is dus straf-baar. 6. De motivering van de sanctie(s) Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met: - de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de om-stan-dighe-den waaronder dit is begaan; - de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op: - het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 2 juli 2003. Verdachte heeft in de periode van 14 tot en met 20 september 1999 opzettelijk [naam] [slachtoffer] - terwijl verdachte op grond van het op 14 september 1999 gesloten contract “voor hulpverlening aan [naam] [slachtoffer]” tot onderhoud en/of verzorging van genoemde [slachtoffer] verplicht was - in hulpeloze toestand gebracht en gelaten. Verdachte heeft namelijk, op het moment dat [slachtoffer] al in een psychisch en lichamelijk slechte conditie verkeerde, die [slachtoffer] ter “hulp” meegenomen naar [land] en aldaar - nadat er praatsessies zijn gehouden, alcohol is genutigd en [slachtoffer] bepaalde beperkingen zijn opgelegd, als gevolg waarvan [slachtoffer] op zijn minst in zeer slechte toestand bleef verkeren - [slachtoffer] alleen naar een telefooncel laten lopen, terwijl vlak daarvoor de buren van verdachte [slachtoffer] met een bebloed hoofd en in verwarde toestand in hun tuin hadden aangetroffen. Voorts heeft verdachte zich in dezelfde periode schuldig gemaakt aan overtreding van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. Door zich op voornoemde wijze in te laten met het leven van [slachtoffer] heeft verdachte - terwijl hij niet stond ingeschreven in een register - buiten noodzaak schade of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van [slachtoffer] veroorzaakt, terwijl hij ernstige reden had om te vermoeden dat hij schade of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van [slachtoffer] veroorzaakte. De rechtbank acht uit generaal preventief oogpunt en vanuit het oogpunt van vergelding een, deels onvoorwaardelijke, gevangenisstraf aangewezen. Het lot van [slachtoffer] laat zien hoe belangrijk het is dat uitsluitend erkende, goed geschoolde en naar behoren gekwalificeerde mensen, die daarvoor de verantwoordelijkheid kunnen dragen en daadwerkelijk nemen, zich inlaten met hulpverlening zoals [slachtoffer] nodig had. De wet BIG bewaakt dat en dat moet met kracht worden ondersteund. Op al de genoemde punten is verdachte ernstig te kort geschoten en zulks is naar aan te nemen valt beslist een factor geweest in het ongelukkige lot dat [slachtoffer] is geworden. De vreemde, afhoudende, wijze waarop verdachte zich heeft opgesteld nadat [slachtoffer] eenmaal was verdwenen, rekent de rechtbank verdachte zwaar aan want dat heeft in de weg gestaan aan een snelle, effectieve, hulpactie die [slachtoffer] misschien nog wel had kunnen redden. Ook uit speciaal preventief oogpunt acht de rechtbank een, deels onvoorwaardelijke, gevangenisstraf op zijn plaats. Verdachte heeft blijkens zijn houding ter terechtzitting geen enkel blijk van inzicht gegeven in zijn foutieve en laakbare handelwijze. De rechtbank acht het daarom geenszins ondenkbaar dat verdachte zich - ondanks het feit dat hij heeft aangegeven niet meer als zogenaamd generiek agoog werkzaam te zijn - in de toekomst wederom op een onverantwoorde wijze zal inlaten met hulpverlening aan mensen die in een soortgelijke positie als [slachtoffer] verkeren. De wijze waarop en de hardnekkigheid waarmee verdachte telkens weer heeft aangegeven hoe hij door getuigen is misverstaan, terwijl die verklaringen met elkaar en met andere feiten op die punten een consistent beeld opleveren, laat eveneens een opstelling zien die het nodig maakt dat verdachte ingescherpt krijgt dat hij niet alleen ver boven zijn kunnen heeft gereikt door zo’n grote verantwoordelijkheid voor [slachtoffer] te nemen, maar ook dat hij daarvoor een onvoldoende stevig ethisch postuur heeft. De rechtbank is daarom van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden is. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld op de aan dit vonnis als bijlage I gehechte lijst, aan de verdachte dienen te worden teruggegeven. 7. De toegepaste wettelijke bepalingen De beslissing is, behalve op de hiervoor genoemde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Straf-recht, alsmede op artikel 102 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. 8. De beslissing De rechtbank, rechtdoende: Verklaart bewezen dat verdachte het tenlaste-gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlas-tegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt ver-dach-te daarvan vrij. Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de straf-bare feiten zoals vermeld onder punt 4. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot: een gevangenisstraf voor de duur van twaalf (12) maanden. Bepaalt dat van deze gevangenisstraf vier (4) maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, ten-zij de rechter later anders mocht gelasten. De rechtbank stelt een proeftijd vast van twee (2) jaren. De tenuitvoerleg-ging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proef-tijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer-legging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, geheel in mindering wordt gebracht. Beveelt de teruggave van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals weergegeven op de aan dit vonnis als bijlage I gehechte lijst, aan de veroordeelde. Aldus gewezen door: Mrs. B.P.J.A.M. van der Pol, als voorzitter, R.J.J. van Acht en L.M. Moerings, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Gameren, griffier. en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 september 2003.