Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AK8308

Datum uitspraak2003-09-12
Datum gepubliceerd2003-09-19
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Amsterdam
ZaaknummersKG 03/1861 SR
Statusgepubliceerd


Indicatie

Prinses Margarita en haar echtgenoot de heer De Roy van Zuydewijn verzoeken het boek 'Oranjebitter' (welk boek door uitgeverij Vassallucci wordt uitgegeven) te verbieden vanwege schending van hun privacy. Dit verzoek wordt door de voorzieningenrechter afgewezen nu het boek grotendeels bestaat uit reeds eerder gepubliceerde artikelen in het weekblad HP/De Tijd, welke artikelen door eisers zijn goedgekeurd.


Uitspraak

SR/MV vonnis 12 september 2003 RECHTBANK IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM VOORZIENINGENRECHTER IN KORT GEDING VONNIS i n d e z a a k m e t r o l n u m m e r KG 03/1861 SR v a n: 1.[eiseres], 2. [eiser], beiden wonende te [woonplaats]), e i s e r s bij dagvaarding van 12 september 2003, procureur mr. S.F. Kalff, t e g e n : 1. de besloten vennootschap AUDAX PUBLISHING B.V., gevestigd te Amsterdam, 2. [gedaagde2], mede domicilie hebbende te Amsterdam, 3[gedaagde3], mede domicilie hebbende te Amsterdam, 4. de besloten vennootschap UITGEVERIJ VASSALLUCCI B.V., gevestigd te Amsterdam, 5. [gedaagde5], mede domicilie hebbende te Amsterdam, g e d a a g d e n, procureur mr. R.S. Le Poole. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Ter terechtzitting van 12 september 2003 hebben eisers, verder ook te noemen [eiseres] en [eiser], gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Ter zitting hebben zij hun eis zoals neergelegd in onderdeel III van het petitum van de dagvaarding gewijzigd in die zin dat zij vorderen gedaagden onmiddellijk (derhalve niet binnen een week) te bevelen de betreffende brief te verzenden. Gedaagden hebben tegen deze wijziging van eis geen bezwaar gemaakt. Gedaagden, verder ook te noemen Audax (of HP/De Tijd), [gedaagde2], [gedaagde3], Vassallucci en [gedaagde5], hebben verweer gevoerd tegen de vorderingen met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Bij aanvang van de terechtzitting is door eisers een Akte wijziging/vermeerdering van eis ingediend. Deze akte is niet in behandeling genomen nu gedaagden niet in de gelegenheid zijn geweest zich hierop voor te bereiden, hetgeen strijdig kan worden geacht met de goede procesorde. Aan het eind van de terechtzitting is door de voorzieningenrechter mondeling vonnis gewezen. Het onderstaande vormt hiervan een nadere uitwerking. GRONDEN VAN DE BESLISSING 1. In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende feiten. a. [eiseres] is gehuwd met [eiser]. Zij hebben de publieke belangstelling gewekt door een serie artikelen, getiteld 'Oranjebitter', verschenen in het weekblad HP/De Tijd in de periode februari/maart 2003. In de serie wordt de relatie van eisers met de koninklijke familie beschreven. In dit kader wordt een aantal van hun hoogst persoonlijke ervaringen uit de doeken gedaan. b. Audax is uitgever van HP/De Tijd. [gedaagde2] is hoofdredacteur van HP/De Tijd. [gedaagde3] is journalist/redacteur van HP/De Tijd en auteur van de onder a genoemde artikelenserie. c. Over de publicatie van vier artikelen, gepubliceerd in HP/De Tijd van 14, 21 en 28 februari en 7 maart 2003, zijn tussen eisers enerzijds en Audax en HP/De Tijd anderzijds afspraken gemaakt. Deze afspraken blijken onder meer uit een op 26 september 2002 door [gedaagde2] opgestelde verklaring. Hierin is onder meer het volgende opgenomen: "De gesprekken die [gedaagde3] (redacteur HP/De Tijd) en [gedaagde2] in Vinkeveen en hier in [woonplaats], met de heer en mevrouw [eiser] voeren, zullen vermoedelijk leiden tot een serie artikelen in bovengenoemd weekblad. Deze artikelen zullen in concept door de heer en mevrouw [eiser] worden gefiatteerd. Eerder kan niet tot publicatie worden overgegaan." d. In een brief van 24 april 2003 van [gedaagde2] gericht aan mr. P. Nicolaï, de toenmalige raadsman van eisers, is onder meer het volgende opgenomen: "Op 14 april jl. kwam [eiser] hier op de redactie om de tapes in ontvangst te nemen die hij van mij zou terugkrijgen. Bij die gelegenheid kwamen [eiser] en [gedaagde3] en ik te spreken over een eventuele boekpublicatie van de serie die HP/De Tijd heeft afgedrukt over [eiseres] & [eiser]. In dit gesprek heeft [gedaagde3] [eiser] verzekerd, dat hierbij gedacht wordt aan een herdruk van de HP/De Tijd-serie, maar dan met een voor- en een nawoord. Mochten in dit (nog te produceren) boek feiten en gebeurtenissen worden opgeschreven die wij hebben gehoord tijdens de interviewsessies met [eiseres] & [eiser], dat lijkt met (bedoeld is "dan lijkt het", vzr.) ons noodzakelijk dat deze passages ter fiattering worden voorgelegd aan het echtpaar." e. In een brief van 5 september 2003 van de raadsman van eisers gericht aan Audax en HP/De Tijd is onder meer het volgende opgenomen: "Ik heb inmiddels van de redactie van uw uitgave HP/De Tijd vernomen dat er binnenkort een boek verschijnt over de kwestie van cliënten. Deze kwestie is eerder in HP/De Tijd belicht onder de titel 'Oranje Bitter'. Gezien de eerdere correspondentie in deze kwestie ga ik er van uit dat HP/De Tijd zich houdt aan de daarin nogmaals tussen partijen vastgelegde afspraken inhoudende dat er geen publicatie zal plaatsvinden van informatie en/of feiten die onderdeel zijn van de destijds afgenomen interviews met cliënten zonder hun uitdrukkelijke toestemming. Anders gezegd, slechts de artikelen uit HP/De Tijd zullen deel uitmaken van het boek." f. Vassallucci, uitgeverij van boeken, waarvan [gedaagde5] directeur is, is thans voornemens, in samenwerking met HP/De Tijd, het onder d en e bedoelde boek, getiteld 'Oranjebitter', op de markt te brengen. Het boek is van de hand van [gedaagde3]. De presentatie van het boek vindt plaats op 12 september 2003 om 17.00 uur. Blijkens bladzijde 147 van het boek ('Verantwoording') zijn de hoofdstukken 2 tot en met 5 in februari en maart 2003 gepubliceerd in HP/De Tijd onder de titel 'Oranjebitter'. Het betreft hier de vier onder c genoemde artikelen waarvan de inhoud door [eiseres] en [eiser] is goedgekeurd. De hoofdstukken 6 en 8 zijn voor een belangrijk deel gebaseerd op artikelen die later in HP/De Tijd zijn verschenen en waarvan de inhoud door [eiseres] en [eiser] niet expliciet is goedgekeurd. De hoofdstukken 1, 7 en 9 zijn speciaal voor het boek geschreven. Daarnaast zijn in het boek een tiental foto's alsmede een dertiental brieven en documenten afgedrukt. 2. Thans vorderen eisers -kort gezegd- gedaagden te bevelen om met onmiddellijke ingang de verspreiding van het boek 'Oranjebitter' te staken en gestaakt te houden. Daarnaast hebben eisers een vijftal nevenvorderingen ingesteld zoals nader omschreven in de dagvaarding. 3. Eisers voeren ter ondersteuning van hun vordering -samengevat- aan dat de met Audax en HP/De Tijd gemaakte afspraken zijn geschonden. Dit blijkt uit voorpublicaties in HP/De Tijd en in De Telegraaf alsmede uit een advertentie voor het betreffende boek op de website van Vassallucci waarin wordt gesteld dat het boek "niet eerder gepubliceerde documenten" bevat. In het boek is uiterst vertrouwelijke informatie opgenomen. Het betreft brieven die eigendom zijn van eisers en die slechts aan HP/De Tijd zijn verschaft ter staving van het verhaal van eisers. Publicatie van de betreffende brieven/informatie is niet ter goedkeuring aan eisers voorgelegd. Dit is niet alleen in strijd met de gemaakte afspraken doch tevens onrechtmatig. Alleen voor deel 1 tot en met 4 van de serie Oranjebitter is toestemming verleend en deze delen mogen derhalve in boekvorm worden gepubliceerd. Eisers hebben evenmin bezwaar tegen een voor- en nawoord, voor zover dit opiniërende stukken betreft. Erkend wordt dat dit valt onder de vrijheid van meningsuiting van de auteur. De in het boek afgedrukte foto's hadden naar de mening van eisers slechts met hun toestemming mogen worden opgenomen, echter in het kader van deze procedure stappen eisers over dit bezwaar heen. Het werkelijke bezwaar van eisers ligt in de overige documenten die zijn opgenomen. Het betreft hier -zoals gezegd- vertrouwelijke brieven, onder andere van en aan het staatshoofd en aan de minister president, en deze hadden gezien de gemaakte afspraken niet zonder toestemming van eisers gepubliceerd mogen worden. Hetzelfde geldt voor een zeer persoonlijke brief van de vader van [eiseres] alsmede voor een bankafschrift van [eiseres]. Voor de overige teksten in het boek behouden eisers zich alle rechten voor; zij hebben immers geen inzage vooraf gekregen en zij hebben nog niet de gelegenheid gehad het gehele boek te lezen. Gezien de publicatie van het boek hedenmiddag 12 september 2003 hebben eisers een spoedeisend belang bij hun vordering. 4. Gedaagden hebben -samengevat- het verweer gevoerd dat slechts de hoofdstukken 1,7 en 9 van het boek 'Oranjebitter' nieuw zijn. Hoofdstuk 1 betreft een voorwoord, hoofdstuk 9 betreft een nawoord. Hoofdstuk 7 is gewijd aan het kort geding dat op 2 juni 2003 heeft plaatsgevonden en waarin [eiseres] € 73.899,07 van de bank MeesPierson vorderde. Het betrof hier de kwestie dat MeesPierson, volgens [eiseres], zonder haar toestemming een bedrag van haar rekening aan haar vader had overgemaakt welk bedrag zij van MeesPierson terugvorderde. In hoofdstuk 7 heeft HP/De Tijd geen gebruik gemaakt van informatie die haar bekend is geworden door de interviews met [eiseres] en [eiser]. Het hoofdstuk betreft niet meer dan een verslag van een rechtszaak die in het openbaar heeft plaatsgevonden. Met betrekking tot de opgenomen brieven is geen sprake van beperkende afspraken. (Delen van) deze brieven zijn reeds gepubliceerd bij de artikelenreeks in HP/De Tijd of zijn hierin weergegeven. Er was een (impliciete) afspraak dat deze brieven gebruikt mochten worden. Vooraf noch achteraf is hiertegen door eisers bezwaar gemaakt. Over bijvoorbeeld de brief die [eiseres] heeft geschreven aan haar [tante van eiseres] heeft, aldus [gedaagde3], [eiser] letterlijk gezegd: "Het maakt me niet uit, al publiceer je de hele brief". Slechts één zin van de in het boek opgenomen brieven is niet eerder in de artikelenreeks geciteerd of weergegeven. Het betreft een zin uit de brief van [vader van eiseres], de vader van [eiseres], van 25 mei 2000 gericht aan [eiser]. [vader van eiseres] schrijft: "Second, why did you ask [eiseres] not to talk to me, her own father, about the contend of these files (hier worden de dossiers van de Sociale Dienst over [eiser] bedoeld, vzr.) when she heard from you of their existence andcontent." De betreffende passage is overigens al in De Telegraaf van 11 september 2003 geciteerd, waardoor eisers wat dit punt betreft geen belang meer hebben bij een verbod van het boek. Hetgeen over de verschillende brieven nog meer door gedaagden is aangevoerd zal -voor zover van belang- hierna bij de beoordeling van het geschil aan de orde komen. Tot slot hebben gedaagden aangevoerd dat [eiseres] en [eiser] 'public figures' zijn die meer tolerantie moeten opbrengen voor hetgeen over hen in de publiciteit verschijnt dan niet in het publiek optredende personen. Zij hebben zelf de publiciteit gezocht. De aankondiging op de website van Vassallucci ("niet eerder gepubliceerde documenten") kan betiteld worden als verkooppraat. Feitelijk is hiervan geen sprake. Beoordeling van het geschil: 5. De vrijheid van meningsuiting zoals neergelegd in artikel 7 van de Grondwet en in artikel 10 EVRM brengt mee dat een journalist informatie die hij heeft verkregen in beginsel mag publiceren. Een publicatie kan slechts verboden worden -ook op voorhand- indien de inhoud ervan onrechtmatig is. Dit is anders indien er over het publiceren van die informatie afspraken zijn gemaakt. Die afspraken dienen dan geëerbiedigd te worden. Op grond van de verklaring van 26 september 2002 (zie 1c) kan er thans vanuit worden gegaan dat partijen afspraken hebben gemaakt die inhielden dat HP/De Tijd over [eiseres] en [eiser] slechts datgene zou publiceren waaraan zij vooraf hun goedkeuring hadden gegeven. Er zijn in eerste instantie vier artikelen verschenen die door eisers zijn goedgekeurd. Bij deze artikelen zijn -geheel of gedeeltelijk- brieven afgedrukt. De inhoud van deze brieven wordt voor het merendeel ook in de artikelen weergegeven. Na de reeks van vier artikelen zijn in HP/De Tijd over dezelfde affaire nog twee artikelen verschenen waarvoor door [eiseres] en [eiser] geen toestemming is verleend. Ook hierbij zijn brieven afgedrukt, waarvan echter de inhoud reeds was weergegeven in de wél goedgekeurde artikelen. [eiseres] en [eiser] hebben achteraf tegen deze laatste twee artikelen (en tegen het daarbij afdrukken van de betreffende brieven) geen bezwaar gemaakt. Door HP/De Tijd en [gedaagde3] is ter zitting aangevoerd dat zij bij het afdrukken van de brieven bij de eerste vier artikelen min of meer de vrije hand kregen van eisers, hetgeen naar het oordeel van de voorzieningenrechter door eisers onvoldoende is weerlegd. Voorshands wordt dan ook geoordeeld dat HP/De Tijd en [gedaagde3] onder de gegeven omstandigheden mochten aannemen dat de goedkeuring door [eiseres] en [eiser] van de vier artikelen niet alleen de tekst van deze artikelen op zich betrof, doch tevens zag op het daarbij afdrukken van de brieven en dat [eiseres] en [eiser] geen bezwaar hadden tegen het afdrukken in deel 5 van de reeds in deel 4 besproken brieven. 6. Verder is door de raadsman van [eiseres] en [eiser] erkend -en dit blijkt ook uit de onder 1d en 1e aangehaalde brieven- dat eisers op zich geen bezwaar hebben tegen publicatie van de door hen goedgekeurde artikelen in boekvorm mits er daarnaast geen nieuwe informatie afkomstig uit de interviews met eisers zou worden opgenomen. Hiervoor zouden zij immers -gezien de nog immer geldende afspraken- opnieuw hun toestemming moeten verlenen. Eisers kunnen dan ook geen bezwaar hebben tegen de hoofdstukken 2 tot en met 5 van het boek 'Oranjebitter' nu deze hoofdstukken immers de vier goedgekeurde artikelen betreffen. Voor een voor- en een nawoord, zo is door eisers gesteld, was hun toestemming niet vereist, waaruit volgt dat zij thans evenmin bezwaar kunnen maken tegen de hoofdstukken 1 en 9 van 'Oranjebitter'. Eventuele bezwaren van eisers tegen het afdrukken van de in het boek opgenomen foto's zijn in dit geding niet opgeworpen. Hoofdstuk 7 bevat een feitelijke beschrijving van een eerder door [eiseres] gevoerd kort geding tegen de bank MeesPierson, welk geding destijds uitvoerig in tal van media is belicht. Over de berichtgeving aangaande dit kort geding zijn tussen eisers en HP/De Tijd en [gedaagde3] geen afspraken gemaakt en het verschaffen van informatie over dit geding valt dan ook onder de vrijheid van meningsuiting. De hoofdstukken 6 en 8 betreffen de twee artikelen die eerder in HP/De Tijd zijn verschenen ná de aanvankelijk door eisers goedgekeurde reeks van vier artikelen. Deze twee hoofdstukken beschrijven -kort gezegd- de commotie, onder meer in politiek Den Haag, die is gevolgd na het verschijnen van de eerste vier artikelen. Daarnaast wordt in deze twee hoofdstukken een algemene beschouwing gegeven over de 'affaire-[eiseres]' en over de Nederlandse monarchie. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kunnen eisers tegen de tekst van de hoofdstukken 6, 7 en 8 van het boek 'Oranjebitter' geen bezwaar maken nu niet is gebleken dat in deze hoofdstukken gebruik is gemaakt van feiten en/of informatie afkomstig uit de interviews die zijn afgenomen met [eiseres] en [eiser]. Ook overigens is niet gesteld of gebleken dat de inhoud van de drie genoemde hoofdstukken (op andere gronden) onrechtmatig jegens eisers zou zijn. 7. Rest de vraag of de vordering kan worden toegewezen op grond van de dertien in 'Oranjebitter' opgenomen brieven en documenten. Deze brieven en documenten zullen hierna besproken worden. De eerste brief betreft een brief van 3 oktober 2001 van [eiseres] aan [tante van eiseres] die in het boek 'Oranjebitter' gedeeltelijk is afgedrukt. Deze brief is eerder gedeeltelijk afgedrukt op pagina 33 van deel 3 van de serie 'Oranjebitter' in HP/De Tijd. In het boek is een groter gedeelte van de betreffende brief afgedrukt dan in HP/De Tijd. De brief is verder door [gedaagde3] weergegeven op pagina 30 van deel 3 van de serie 'Oranjebitter'. De tweede brief is een brief van 3 oktober 2001 van [eiseres] aan de toenmalige minister-president W. K. Deze brief is in het boek in zijn geheel en in de serie gedeeltelijk afgedrukt. De derde brief is een brief van [tante van eiseres] aan [eiseres]. Deze brief is in de serie gedeeltelijk afgedrukt; in het boek is een groter gedeelte afgedrukt. De inhoud van de brief is weergegeven op pagina 30 van deel 3 van de serie. De vierde brief is een brief van de secretaris-generaal van het Ministerie van Algemene zaken, W.J. K., van 17 oktober 2001 aan [eiseres]. Deze brief is in de artikelenserie niet afgedrukt, doch de inhoud ervan is weergegeven op pagina 30 van deel 3 van de serie. De vijfde brief is een brief van [neef van eiseres] van 12 december 2001 aan [eiseres]. Deze brief is in zijn geheel afgedrukt op pagina 33 van deel 3 van de serie en weergegeven op pagina 34 van deel 3. De zesde brief is een brief van [eiseres] en [eiser] van 4 maart 2002 gericht aan de toenmalige minister-president W. K. Deze brief is, naar gedaagden hebben gesteld en eisers onvoldoende hebben bestreden, in het bezit gekomen van het Tweede Kamerlid H. van B. van de SP en is sinds ongeveer een half jaar in zijn geheel te lezen op de website van de SP (www.sp.nl). De zevende, negende en tiende brief betreffen brieven van respectievelijk W.J. K., van J.W. H. (secretaris-generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) en van H.C.J.L. B. (secretaris-generaal van het Ministerie van Justititie). Het betreft de brieven waarin ontkend wordt dat van overheidswege onderzoek is verricht naar [eiser]. De brieven zijn besproken in deel 4 van de serie op bladzijde 30. De brieven zijn nadien in hun geheel afgedrukt op pagina 30 en 31 van deel 5 (14 maart 2003) van de serie in HP/De Tijd. Zoals hiervoor bij rechtsoverweging 5 opgenomen mocht HP/De Tijd ervan uitgaan dat tegen het publiceren van die brieven geen bezwaar bestond. De achtste brief is eveneens een brief van W.J. K. (secretaris-generaal van het Ministerie van Algemene Zaken) van 3 mei 2002 gericht aan [eiseres] en [eiser]. Deze brief is niet eerder afgedrukt doch bevat geen nieuwe informatie. De brief is eveneens besproken op pagina 30 van deel 4 van de serie. Op de elfde pagina staan een tweetal fragmenten van brieven van de belastingdienst aan [eiser], welke fragmenten eerder zijn afgedrukt op pagina 26 van deel 4 van de serie. Verder bevat de elfde pagina een handgeschreven briefje van 13 maart 2002 van de thesaurier van het hof, J. B., welk briefje eerder is afgedrukt op pagina 28 van deel 4 van de serie. Tot zover dient de conclusie te zijn dat het afdrukken in het boek van de van een tot elf genummerde brieven niet in strijd is met de tussen partijen gemaakte afspraken nu zij reeds eerder (met toestemming van eisers) zijn afgedrukt of zijn weergegeven in de artikelenserie dan wel eerder in de openbaarheid zijn gebracht en hiertegen door eisers niet is opgetreden. Ook overigens is niet gesteld of gebleken dat het afdrukken van de hier bedoelde brieven (op andere gronden) onrechtmatig jegens eisers zou zijn. 8. De laatste twee in het boek 'Oranjebitter' afgedrukte brieven/documenten worden thans afzonderlijk besproken. Het betreft allereerst een bankafschrift van MeesPierson ten name van [eiseres], welk afschrift niet eerder is afgedrukt. Het afschrift houdt verband met het overmaken van USD 100.000 van de rekening van [eiseres] naar haar vader. Deze kwestie is weergegeven op pagina 26 van deel 4 van de artikelenserie. Zowel volgens HP/De Tijd als volgens [eiseres] heeft [gedaagde3] het bankafschrift slechts ingezien bij [eiseres] en heeft hij het niet gekopieerd. [gedaagde3] heeft gesteld dat hij het afschrift uit andere bron verkregen heeft, hetgeen dus overeenstemt met de verklaring van [eiseres]. Het afdrukken van het afschrift in het boek 'Oranjebitter' kan dan ook niet in strijd worden geacht met de tussen partijen gemaakte afspraken. Ook overigens kan het afdrukken van het afschrift niet onrechtmatig worden geoordeeld jegens eisers, nu de kwestie van de overboeking in de artikelenserie aan de orde is geweest en het betreffende afschrift (mede) ten grondslag heeft gelegen aan het kort geding dat [eiseres] tegen MeesPierson heeft gevoerd en waaraan in tal van media ruime aandacht is geschonken. 9. De laatste in het boek afgedrukte brief betreft een brief van 25 mei 2000 van de vader van [eiseres] gericht aan [eiser]. Deze brief is niet eerder afgedrukt. Wel is de kwestie van de dossiers van de Sociale Dienst, die in de brief aan de orde wordt gesteld, besproken op pagina 58 van deel 1 van de artikelenserie. De betreffende brief wordt uitgebreid weergegeven op pagina 60 van deel 1. Deze weergave is goedgekeurd door [eiseres] en [eiser]. Door gedaagden is erkend dat één passage, zoals geciteerd in rechtsoverweging 4 van dit vonnis, niet in de artikelenserie is weergegeven. In de passage verwijt de vader van [eiseres] [eiser] dat hij tegen [eiseres] gezegd zou hebben dat zij niet met haar vader over de dossiers van de Sociale Dienst mocht praten. Nu dit verwijt in de serie van HP/De Tijd niet aan de orde is geweest wordt op voorhand geoordeeld dat het afdrukken van deze passage in het boek in strijd is met de gemaakte afspraken en daarmee tevens onrechtmatig is jegens eisers. De ernst van het verwijt dat in de passage aan [eiser] wordt gemaakt rechtvaardigt -na afweging van alle betrokken belangen- echter geen verbod van het boek 'Oranjebitter'. Bij de afweging van de belangen is tegen elkaar afgewogen enerzijds het belang van [eiseres] en [eiser] dat deze informatie over hun verhouding met [vader van eiseres], waarover overigens al veel bekend is geworden, niet in de publiciteit komt en anderzijds de schade die gedaagden zouden lijden bij een verbod van het boek op het allerlaatste moment. Tevens is bij de afweging betrokken dat de desbetreffende informatie al in De Telegraaf van 11 september 2003 bekend is gemaakt. De onrechtmatigheid van het afdrukken van de passage zal zich derhalve op een andere wijze dienen op te lossen. 10. De conclusie van hetgeen hiervoor is overwogen dient te zijn dat de vorderingen van eisers zullen worden afgewezen. Overige verweren kunnen daarom buiten beschouwing blijven. Eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding aan de zijde van gedaagden gevallen. BESLISSING IN KORT GEDING De voorzieningenrechter: 1. Weigert de gevraagde voorziening. 2. Veroordeelt eisers hoofdelijk in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van gedaagden begroot op € 205,= wegens vastrecht en op € 703,= aan salaris procureur. 3. Verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Gewezen door mr. Sj.A. Rullmann, vice-president van de rechtbank te Amsterdam, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van vrijdag 12 september 2003, in tegenwoordigheid van de griffier. Coll.: