Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AL1471

Datum uitspraak2003-07-29
Datum gepubliceerd2003-09-23
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers02/03532
Statusgepubliceerd


Indicatie

Niet in geschil is dat de Inspecteur artikel 8.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001 juist heeft toegepast door het totaal van de gecombineerde heffingskorting te maximeren tot het bedrag dat belanghebbende aan inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen verschuldigd is. 2. Belanghebbende acht voornoemde wettelijke bepaling in strijd met de billijkheid doordat dit niet kan leiden tot uitbetaling van (een deel van) de gecombineerde heffingskorting indien deze de verschuldigde inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen overtreft. 3. De billijkheid van de wet staat echter niet ter beoordeling van de rechter in belastingzaken.


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem vijfde enkelvoudige belastingkamer nummer 02/03532 (inkomstenbelasting) Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende : [X] te : [Z] verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst/Rivierenland/ kantoor [P] aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar betreft : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2001 nummer : [01.H.16] mondelinge behandeling : op 29 juli 2003 te Arnhem waarbij verschenen : belanghebbende alsmede W. Zahn namens de Inspecteur gronden: 1. Niet in geschil is dat de Inspecteur artikel 8.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001 juist heeft toegepast door het totaal van de gecombineerde heffingskorting te maximeren tot het bedrag dat belanghebbende aan inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen verschuldigd is. 2. Belanghebbende acht voornoemde wettelijke bepaling in strijd met de billijkheid doordat dit niet kan leiden tot uitbetaling van (een deel van) de gecombineerde heffingskorting indien deze de verschuldigde inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen overtreft. 3. De billijkheid van de wet staat echter niet ter beoordeling van de rechter in belastingzaken. 4. Het beroep is ongegrond proceskosten: Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. beslissing: Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond. Aldus gedaan op 29 juli 2003 door mr. J.B.H. Röben, vice-president, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.F. Geerling als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier, Het lid van de voormelde kamer, (A.M.F. Geerling) (J.B.H. Röben) De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 6 augustus 2003 Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen. De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.