Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AL1490

Datum uitspraak2003-09-24
Datum gepubliceerd2003-09-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200301143/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 2 december 1999 heeft de Raad voor het Kwekersrecht (hierna: de Raad) appellant aangewezen als instandhouder van het slaras “Chagall” en geweigerd hem te registreren als instandhouder van de slarassen “Vitano” en “Dorée de Printemps”.


Uitspraak

200301143/1. Datum uitspraak: 24 september 2003 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats] tegen de uitspraak van de rechtbank te Dordrecht van 10 januari 2003 in het geding tussen: appellant en de Raad voor het Kwekersrecht. 1. Procesverloop Bij besluit van 2 december 1999 heeft de Raad voor het Kwekersrecht (hierna: de Raad) appellant aangewezen als instandhouder van het slaras “Chagall” en geweigerd hem te registreren als instandhouder van de slarassen “Vitano” en “Dorée de Printemps”. Bij besluit van 29 juni 2000 heeft de Raad het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 12 januari 2001, verzonden op dezelfde dag, voorzover hier van belang, heeft de arrondissementsrechtbank te Dordrecht (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard voor zover de aanwijzing van het slaras “Chagall” in stand is gelaten, het bestreden besluit in zoverre vernietigd en de Raad opgedragen binnen zes weken na het onherroepelijk worden van de uitspraak en met inachtneming ervan een nieuw besluit te nemen met betrekking tot de aanwijzing van appellant als instandhouder van het slaras “Chagall” en het beroep voor het overige ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Bij besluit van 2 maart 2001 heeft de Raad met betrekking tot de aanwijzing van appellant als instandhouder van het slaras “Chagall” een nieuw besluit genomen. Bij uitspraak van 3 april 2002, in zaakno. 200101117/1, heeft de Afdeling het hoger beroep gegrond verklaard en de aangevallen uitspraak van 12 januari 2001 vernietigd voorzover daarbij (1) het beroep gegrond is verklaard met betrekking tot de aanwijzing van appellant als instandhouder voor het slaras Chagall, (2) het besluit van de Raad van 29 juni 2000, nr. 200115, in zoverre is vernietigd, (3) de Raad is opgedragen in zoverre binnen 6 weken een nieuw besluit te nemen en (4) het beroep voor het overige ongegrond is verklaard. De Afdeling heeft het bij de rechtbank ingestelde beroep in zoverre gegrond verklaard en het besluit van de Raad van 29 juni 2000 in zoverre vernietigd. Tevens heeft zij het beroep tegen het door de Raad genomen besluit van 2 maart 2001, nr. 210022 gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. De Afdeling heeft de Raad voorts opgedragen met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen. Bij brief van 10 juni 2002 heeft appellant beroep ingesteld bij de rechtbank te Dordrecht (hierna:de rechtbank) tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit door de Raad. Bij besluit van 18 juli 2002 heeft de Raad appellant als instandhouder van de slarassen “Chagall” en “Vitano” aangewezen en bij besluit van 24 juli 2002 het verzoek van appellant om aanwijzing als instandhouder van het slaras “Dorée de Printemps” afgewezen. Bij uitspraak van 10 januari 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door appellant ingestelde beroep gericht tegen het niet tijdig beslissen op de bezwaren van appellant ongegrond verklaard, zijn beroep tegen het besluit van 18 juli 2002 gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en het door hem ingestelde beroep tegen het besluit van 24 juli 2002 ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 februari 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 14 april 2003 heeft de Raad van antwoord gediend. Daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben partijen van repliek en dupliek gediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 juli 2003, waar appellant in persoon, bijgestaan door [gemachtigde] en de Raad, vertegenwoordigd door [secretaris] van de Raad, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Het geschil in hoger beroep betreft het oordeel van de rechtbank inzake het beroep van appellant tegen het uitblijven van een nieuw besluit door de Raad en haar oordeel inzake zijn beroep tegen het besluit van de Raad van 24 juli 2002. 2.2. Appellant betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de Raad niet tijdig is overgegaan tot tenuitvoerlegging van de uitspraak van de Afdeling van 3 april 2002. Voor een nieuwe beslissing op bezwaar na een vernietigde uitspraak gelden, aldus appellant, tenminste dezelfde termijnen als voor de primaire besluitvorming. 2.2.1. De rechtbank is terecht en op goede gronden tot het oordeel gekomen dat niet is gebleken dat de Raad de nieuwe beslissing op bezwaar niet zo spoedig als in het onderhavige geval redelijkerwijs mogelijk was, heeft genomen. In het onderhavige geval heeft in verband met de tenuitvoerlegging van de uitspraak van de Afdeling een briefwisseling inzake het nieuw te nemen besluit tussen de Raad en appellant plaatsgevonden. In dit kader heeft appellant ook zijn brief van 17 mei 2002 aan Naktuinbouw betreffende een door die instelling in zijn kas uit te voeren keuring aan de Raad doorgezonden. De Raad diende als gevolg van de uitspraak van de Afdeling van 3 april 2002 over te gaan tot een inhoudelijke beoordeling van de aanvraag die nog niet eerder had plaatsgevonden. Daarbij diende de Raad deskundig advies van derden in te winnen. Appellant is daarover geïnformeerd. Niet is gebleken dat de Raad hierbij niet met de vereiste zorgvuldigheid te werk is gegaan. De rechtbank heeft zijn beroep tegen het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaar terecht ongegrond verklaard. 2.3. Voorzover appellant met betrekking tot het besluit van 24 juli 2002 beoogt te betogen dat uit de uitspraak van de Afdeling van 3 april 2002 kan worden afgeleid dat de Raad gehouden was hem bij het nieuwe besluit als instandhouder van het slaras “Dorée de Printemps” aan te wijzen, is die gevolgtrekking niet juist. Bij die uitspraak werd de instandlating door de rechtbank van de bestreden weigering om appellant als instandhouder aan te wijzen voor de slarassen “Vitano” en “Dorée de Printemps” vernietigd omdat de Raad zich ten onrechte niet bevoegd heeft geacht instandhouders voor tuinbouwgewassen aan te wijzen. Dit betekent echter niet dat het nieuw te nemen besluit niet wederom een weigering van de aanwijzing kon inhouden. 2.4. Het betoog van appellant dat de Raad tevens bevoegd moet worden geacht om in Nederland, ook voor rassen die zijn opgenomen op de gemeenschappelijke rassenlijst voor groentegewassen als bedoeld in de Richtlijn van de Raad van 29 september 1970 betreffende het in de handel brengen van groentezaad (70/458/EEG), instandhouders aan te wijzen, mist grond. De rechtbank heeft met haar conclusie dat, nu het slaras “Dorée de Printemps” niet in het Nederlands Rassenregister is ingeschreven, de Richtlijn niet de mogelijkheid biedt dat Nederland een instandhouder van dat ras aanwijst, een niet onjuiste toepassing gegeven aan de artikelen 3 en 10 van deze Richtlijn. Gelet hierop is ook haar oordeel juist dat de Raad het verzoek van appellant om hem aan te wijzen als instandhouder van dit slaras op goede gronden heeft afgewezen. 2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, Voorzitter, en mr. E.A. Alkema en mr. T.M.A. Claessens, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van Staat. w.g. Drupsteen w.g. Matulewizc Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 24 september 2003 91-367.