
Jurisprudentie
AL1501
Datum uitspraak2003-09-24
Datum gepubliceerd2003-09-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200301479/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-09-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200301479/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 13 november 2001 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hillegom (hierna: het college) éénrichtingsverkeer in westelijke richting in de Maerten Trompstraat te Hillegom tussen de
Piet Heinstraat en de Weeresteinstraat ingesteld, met uitzondering van fietsers en bromfietsers.
Uitspraak
200301479/1.
Datum uitspraak: 24 september 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te 's-Gravenhage van 23 januari 2003 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Hillegom.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 november 2001 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hillegom (hierna: het college) éénrichtingsverkeer in westelijke richting in de Maerten Trompstraat te Hillegom tussen de
Piet Heinstraat en de Weeresteinstraat ingesteld, met uitzondering van fietsers en bromfietsers.
Bij besluit van 19 februari 2002 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 januari 2003, verzonden op 28 januari 2003, heeft de rechtbank te 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 5 maart 2003, bij de Raad van State ingekomen op 7 maart 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 15 april 2003 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 augustus 2003, waar appellant in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. P.H. van Woerden, ambtenaar van de gemeente Hillegom, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) kunnen krachtens deze wet vastgestelde regels strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
Ingevolge artikel 12 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer geschiedt de plaatsing of verwijdering van de in dat artikel genoemde verkeerstekens krachtens een verkeersbesluit.
Ingevolge artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer vermeldt de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de WVW genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
2.2. Het college heeft aan zijn besluit tot instelling van éénrichtingsverkeer ten grondslag gelegd dat het zicht voor verkeer komend vanuit de Maerten Trompstraat onvoldoende is, waardoor verkeersonveilige situaties kunnen ontstaan als vanuit de Maerten Trompstraat de Weeresteinstraat wordt ingereden. Hierbij speelt mee dat de inrit naar de Maerten Trompstraat relatief smal is. Door de maatregel is appellant genoodzaakt om in voorkomende gevallen om te rijden naar de met verkeerslichten geregelde kruising Sixlaan/Van den Endelaan, maar hieraan kan, aldus het college, geen doorslaggevend gewicht worden gehecht nu het belang van de verkeersveiligheid prevaleert boven het door appellant gestelde belang dat hij in voorkomende gevallen moet omrijden.
2.3. Het college komt bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toe. Het is aan het college om alle verschillende bij het nemen van een dergelijk besluit betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechter zal zich bij de beoordeling van zo’n besluit terughoudend moeten opstellen en slechts dienen te toetsen of het besluit strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel er sprake is van een zodanige onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen, dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen.
Van een zodanige onevenwichtigheid is in dit geval geen sprake. Niet kan worden staande gehouden dat het college niet in redelijkheid het belang van de verkeersveiligheid, dat door het bestreden besluit wordt gediend, zwaarder heeft kunnen laten wegen dan het belang dat appellant heeft bij het voorkomen van omrijden. De rechtbank is tot dezelfde conclusie gekomen.
2.4. Het betoog dat het college in andere, naar appellant stelt gelijke, gevallen niet is overgegaan tot het instellen van éénrichtingsverkeer in straten die, evenals de Maerten Trompstraat, uitkomen op de Weeresteinstraat, treft geen doel. Hierbij is van belang dat de Maerten Trompstraat zich van die andere straten onderscheidt door een smalle inrit op de Weeresteinstraat, waardoor auto’s elkaar niet kunnen passeren en het naastgelegen fietspad regelmatig wordt geblokkeerd.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk w.g. De Leeuw-van Zanten
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 september 2003
91-450.