
Jurisprudentie
AL1704
Datum uitspraak2003-08-19
Datum gepubliceerd2003-09-24
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsLeeuwarden
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 02/94396, 03/19658
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-09-24
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsLeeuwarden
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 02/94396, 03/19658
Statusgepubliceerd
Indicatie
Amv / leeftijdsonderzoek / onderzoeksmethode.
De asielaanvraag van eiser, afkomstig uit China, is afgewezen.
Eiseres sub 1 heeft een beroep gedaan op het beleid van verweerder ten aanzien van schrijnende gevallen. De rechtbank gaat hieraan voorbij, omdat dit beroep eerst ter zitting is gedaan. Eiseres sub 1 is op grond van leeftijdsonderzoek meerderjarig bevonden. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid op de resultaten van dit onderzoek heeft kunnen afgaan. Het is in de eerste plaats aan de vreemdeling om zijn leeftijd aannemelijk te maken. Bij het ontbreken van identiteitsbewijzen of ander bewijs, is het leeftijdsonderzoek slechts een hulpmiddel. Het is de rechtbank bekend dat er kritiek, onder meer van het Medisch Advies Kollektief, wordt uitgeoefend op de methode waarmee verweerder de leeftijd laat vaststellen, maar die kritiek biedt nochtans onvoldoende aanknopingspunten om te twijfelen aan deze methode. Beroep ongegrond. De aanvraag van eiseres sub 2 hangt volledig samen met die van eiseres sub 1 en wordt daarom eveneens ongegrond verklaard.
Uitspraak
RECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE
Zittinghoudende te Leeuwarden
Vreemdelingenkamer
Regnr.: Awb 02/94396 en 03/19658
uitspraak: 19 augustus 2003
U I T S P R A A K
inzake:
1. A,
geboren op [...] 1982 (datum toegekend na leeftijdsonderzoek),
van Chinese nationaliteit,
IND-dossiernummer: 0106.28.8060,
eiseres sub 1, en
2. B,
geboren op [...] 2001,
van onbekende nationaliteit,
IND dossiernummer 0106.28.8060,
eiseres sub 2,
gemachtigde: mr. A. J. de Boer, advocaat te Lemmer,
tegen: DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE,
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te 's-Gravenhage,
verweerder,
gemachtigde: mr. H.M. Pascha, werkzaam bij de IND.
1. PROCESVERLOOP
1.1 Op 28 juni 2001 heeft eiseres sub 1 een aanvraag om toelating als vluchteling gedaan. Bij beschikking van 22 november 2002 heeft verweerder de aanvraag niet ingewilligd.
1.2 Bij beroepschrift van 19 december 2002 heeft eiseres sub 1 beroep ingesteld bij de rechtbank tegen deze beschikking. Deze procedure is geregistreerd onder nr. 02/94396.
1.3 Op 6 december 2001 heeft eiseres sub 2 een verblijfsvergunning regulier met als doel 'gezinshereniging bij ouders' aangevraagd. Verweerder heeft bij beschikking van 22 november 2002 deze aanvraag afgewezen. Eiseres sub 2 heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Bij beschikking van 28 februari 2003 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
1.4 Bij beroepschrift van 27 maart 2003 heeft eiseres sub 2 beroep ingesteld bij de rechtbank tegen deze beschikking. Deze procedure is bekend onder nr. 03/19658.
1.5 De griffier heeft in beide procedures de van verweerder ontvangen stukken aan eiseressen gezonden en hen in de gelegenheid gesteld nadere gegevens te verstrekken. Verweerder heeft op 23 juli 2003 een verweerschrift ingediend.
1.6 Openbare en gevoegde behandeling van de beroepen heeft plaatsgevonden ter zitting van 11 augustus 2003. Partijen zijn bij gemachtigde verschenen.
2. MOTIVERING
Standpunten van partijen
2.1 Eiseres sub 1 heeft ter ondersteuning van haar aanvraag, onder meer en samengevat, het volgende naar voren gebracht. Haar vader was geld schuldig aan een vijftal personen en had dit niet tijdig afbetaald. Om die reden is zij door deze personen ontvoerd en vastgehouden. Na vijf dagen had haar vader het geld nog niet gebracht. Om die reden is zij door drie van die personen verkracht. Zij is daardoor zwanger geraakt. Van de verkrachting zijn foto's gemaakt. Deze zijn aan haar vader getoond. Die is daardoor zo kwaad geworden dat hij aan een hartaanval is gestorven. Eiseres sub 1 is vervolgens met hulp van haar oom ontsnapt. Met zijn hulp heeft zij China op of omstreeks 24 juni 2001 per boot verlaten. In Nederland is haar dochter, eiseres sub 2, geboren.
2.2 Verweerder stelt zich onder meer en voor zover hier van belang op standpunt dat het asielrelaas van eiseres sub 1 ongeloofwaardig is. Hij heeft hierbij allereerst op de voet van artikel 31, tweede lid, onder f, Vw betrokken dat zij ter staving van haar aanvraag geen reis- of identiteitspapieren, documenten of bescheiden kan overleggen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van haar aanvraag en niet aannemelijk heeft gemaakt dat het ontbreken van deze documenten niet aan haar is toe te rekenen. Daarnaast is zij, in tegenstelling tot hetgeen zij zelf heeft aangegeven, op grond van leeftijdsonderzoek meerderjarig bevonden. Tevens heeft zij over haar reis ongeloofwaardige verklaringen afgelegd. Verder wekt het bevreemding dat eiseres sub 1 naar het buitenland is gestuurd, nu hiertoe geen reden is geweest. Zij is daarnaast vaag over de werkzaamheden van haar vader en omtrent haar ontvoering. Ten slotte voert verweerder aan dat het merkwaardig is dat haar vader is overleden na het zien van foto's van haar verkrachting. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres sub 2 afgewezen, omdat de aanvraag van haar wettelijk vertegenwoordiger, eiseres sub 1, eveneens is afgewezen.
2.3 Eiseres sub 1 stelt onder meer dat het ontbreken van documenten haar ten onrechte is tegengeworpen. Zij wijst daartoe op haar afhankelijkheid van de reisagent. Voorts bestrijdt eiseres sub 1 de uitslag van het leeftijdsonderzoek. Zij wijst in dat kader op de rapportage van de Ombudsman van 17 december 2002 en op een persbericht van het Medisch Advies Kollectief van 15 januari 2003. Eiseres sub 1 stelt dat verweerder onderzoek had kunnen doen naar haar identiteit en nationaliteit nu zij gedetailleerd heeft verklaard omtrent haar schoolopleiding. Tevens wijst zij er op dat zij door de verkrachting getraumatiseerd is geraakt. Hierdoor heeft zij omtrent de reisroute niet meer kunnen verklaren dan zij heeft gedaan. Verder stelt eiseres sub 1 dat verweerder zijn standpunt dat geen geloof wordt gehecht aan haar verklaring omtrent de dood van haar vader, niet heeft gemotiveerd. Ten slotte stelt eiseres sub 2 zich op het standpunt dat verweerder de procedure van haar wettelijk vertegenwoordiger, eiseres sub 1, had moeten afwachten, alvorens een beslissing te nemen.
2.4 Verweerder heeft aan de hand van een verweerschrift gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot ongegrondverklaring van de beroepen.
Beoordeling van de beroepen
Rechtsoverwegingen ten aanzien van eiseres sub 1
2.5 In deze procedure dient allereerst te worden beoordeeld of verweerder in redelijkheid heeft kunnen concluderen dat het asielrelaas van eiseres sub 1 ongeloofwaardig is.
2.6 Ter zitting is namens eiseres sub 1 een beroep gedaan op verweerders beleid ten aanzien van schrijnende gevallen. Reeds omdat dit beroep eerst ter zitting is gedaan, zal de rechtbank daaraan voorbijgaan.
2.7 Ingevolge artikel 31, eerste lid, Vw wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 afgewezen indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zich zelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder f, van artikel 31 Vw wordt bij het onderzoek naar de aanvraag mede betrokken de omstandigheid dat de vreemdeling ter staving van zijn aanvraag geen reis- of identiteitspapieren dan wel andere bescheiden kan overleggen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag, tenzij de vreemdeling aannemelijk kan maken dat het ontbreken van deze bescheiden niet aan hem is toe te rekenen. Uit de formulering van artikel 31 Vw vloeit voort dat, indien de omstandigheid als bedoeld in het tweede lid, aanhef en onder f, van artikel 31 Vw zich voordoet, dit bij het onderzoek naar de aanvraag wordt betrokken. Niet kan derhalve worden volstaan met de vaststelling dat bedoelde omstandigheid zich voordoet, maar tevens zal het asielrelaas aan een beoordeling moeten worden onderworpen
2.8 In redelijkheid heeft verweerder kunnen besluiten dat de oprechtheid van het asielrelaas van eiseres sub 1 op voorhand is aangetast en dat afbreuk wordt gedaan aan de geloofwaardigheid ervan. In het bijzonder heeft verweerder daarbij de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking kunnen nemen. Eiseres sub 1 heeft geen documenten overgelegd om haar nationaliteit en identiteit te kunnen vaststellen. Voorts heeft zij geen enkel indicatief bewijs van haar reis overgelegd en is zij niet in staat om daarover gedetailleerde, coherente en verifieerbare verklaringen af te leggen. Zij zegt vanuit een onbekende plaats in China met een boot naar een onbekende plaats te zijn gekomen, vanwaar zij per trein naar Zevenaar is gereisd. In redelijkheid heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat van eiseres sub 1 had mogen worden verwacht dat zij informatie had verstrekt over de plaatsen van vertrek en aankomst van de boot, de plaats waar zij op de trein is gestapt, de duur van de reis en dat zij een beschrijving van het schip of de trein had kunnen geven. Zij heeft niet aannemelijk gemaakt dat het ontbreken van documenten en het niet kunnen verschaffen van de hiervoor genoemde reisinformatie niet aan haar zijn toe te rekenen.
2.9 In redelijkheid heeft verweerder voorts kunnen afgaan op de resultaten van het leeftijdsonderzoek. Het is in de eerste plaats aan de vreemdeling, en niet aan verweerder, om bij twijfel aannemelijk te maken wat zijn of haar leeftijd is. Een leeftijdsonderzoek is slechts een hulpmiddel om bij het ontbreken van identiteitsbewijzen of enig ander bewijs waarmee de vreemdeling aannemelijk kan maken hoe oud hij of zij is, de leeftijd vast te stellen. Op grond van de kritische kanttekeningen van de Nationale Ombudsman neemt verweerder voortaan slechts aan dat bij een volledig gesloten sleutelbeen de onderzochte persoon 20 jaar of ouder is. Bij eiseres sub 1 heeft verweerder uit het leeftijdsonderzoek geconcludeerd dat zij ten tijde van haar aanvraag de leeftijd van 20,10 jaar had. Weliswaar is de rechtbank voorts bekend dat er, onder meer door het Medisch Advies Kollektief, kritiek wordt uitgeoefend op de methode waarmee verweerder de leeftijd laat vaststellen, maar die kritiek biedt nochtans onvoldoende aanknopingspunten om te twijfelen aan de onderhavige onderzoeksmethode. Ook van de kant van eiseres sub 1 zijn de resultaten van het op haar persoonlijk betrekking hebbende leeftijdsonderzoek op geen enkele wijze met concrete gegevens bestreden.
2.10 In redelijkheid heeft verweerder op grond van de door hem gebezigde argumenten kunnen besluiten dat het asielrelaas van eiseres sub 1 ongeloofwaardig is. Verweerder heeft daarbij onder meer acht kunnen slaan op het feit dat zij onjuiste gegevens over haar leeftijd heeft verstrekt. Zij heeft verder niet kunnen aangeven wie de mannen waren die haar ontvoerden en waar zij is vastgehouden. Voorts wekt het bevreemding dat haar vader zou zijn overleden na het zien van foto's van haar verkrachting en dat haar oom haar naar het buitenland zou hebben gestuurd, zonder dat daar een reden voor was. Uitgaande van dit niet onredelijke standpunt van verweerder heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht en op goede gronden afgezien van een inhoudelijke beoordeling van de aanspraak van eiseres sub 1 op een asielgerelateerde verblijfsvergunning.
2.11 Gelet op het voorgaande heeft verweerder de asielaanvraag terecht afgewezen. Het beroep van eiseres sub 1 zal dan ook ongegrond worden verklaard.
Rechtsoverwegingen ten aanzien van eiseres sub 2
2.12 Aangezien eiseres sub 2 een vergunning wenst met als doel "gezinshereniging bij ouders", hangt haar aanvraag volledig samen met de asielaanvraag van haar moeder, eiseres sub 1. Gelet op het feit dat deze asielaanvrage is afgewezen en de rechtbank het beroep van eiseres sub 1 ongegrond zal verklaren, zal ook het beroep van eiseres sub 2 ongegrond moeten worden verklaard.
2.13 Voor veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van de beroepen redelijkerwijs heeft moeten maken, bestaat geen aanleiding.
3. BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.G. Wijtsma, rechter, en door hem in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2003, in tegenwoordigheid van J.H. Bos als griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "hoger beroep vreemdelingenzaken", postbus 16113, 2500 BC te 's-Gravenhage. Ingevolge artikel 85 Vw dient het beroepschrift één of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 Awb is niet van toepassing.
Afschrift verzonden: