Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AL2039

Datum uitspraak2003-09-25
Datum gepubliceerd2003-09-30
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Amsterdam
ZaaknummersKG 03/1748 AB
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

intern verrekenbeding opgemaakt tussen echtgenoten die buiten iedere gemeenschap van goederen zijn gehuwd.


Uitspraak

AB/MA vonnis 25 september 2003 RECHTBANK IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM VOORZIENINGENRECHTER IN KORT GEDING VONNIS i n d e z a a k m e t r o l n u m m e r KG 03/1748 AB v a n: [eiseres], wonende te [woonplaats] (N-H), e i s e r e s bij dagvaarding van 28 augustus 2003, procureur mr. I.M.B. Kramer, t e g e n : 1. [gedaagde 1], wonende te [woonplaats] (N-H), 2. De besloten vennootschap GEELONG HOLDING B.V., gevestigd te Amstelveen, g e d a a g d e n, procureur mr. S. Luyt. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Ter terechtzitting van 11 september 2003 heeft eiseres, verder te noemen [eiseres], gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Gedaagden, verder afzonderlijk te noemen [gedaagde 1] en Geelong (in de kop van de dagvaarding is abusievelijk Geelong als Gelong geschreven) en gezamenlijk [gedaagden], hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Na verder debat hebben partijen vonnis gevraagd, welk vonnis is bepaald op heden. Ter zitting is eveneens behandeld het op 8 september 2003 ter griffie ingekomen verzoekschrift (rekestnummer 03/2487 KG) van [gedaagden] tot het leggen van conservatoir beslag ten laste van [eiseres]. De beschikking hierop is eveneens bepaald op 25 september 2003. GRONDEN VAN DE BESLISSING 1. In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende feiten. a. [gedaagde 1] en [betrokkene 1] zijn tweelingbroers. [gedaagde 1] is bestuurder en enig aandeelhouder van Geelong. b. Op 4 juni 1988 zijn [betrokkene 1] en [eiseres] buiten gemeenschap van goederen gehuwd. Vanaf 1 mei 1998 is in de huwelijkse voorwaarden een finaal verrekenbeding opgenomen waarin is bepaald dat in geval van ontbinding van het huwelijk door overlijden of echtscheiding verrekening zal plaatsvinden alsof de echtgenoten gehuwd waren in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen. c. Bij beschikking van 26 juni 2002 is de echtscheiding tussen [betrokkene 1] en [eiseres] uitgesproken. Het huwelijk is op 23 augustus 2002 ontbonden door de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. Bij beschikking van 2 juli 2003 van deze rechtbank is bepaald dat [betrokkene 1] aan [eiseres] een partneralimentatie moet betalen van € 5.000,= per maand en kinderalimentatie van € 1.250,= per maand. d. Blijkens onderhandse overeenkomsten van geldlening heeft [betrokkene 1] de volgende bedragen geleend: bij overeenkomst van 17 januari 2002 een bedrag van € 185.492,65 van Geelong (verstrekt op 3 december 2001); bij overeenkomst van 27 mei 2002 een bedrag van € 226.890,11 van [gedaagde 1] (verstrekt op 11 april 2002) en bij overeenkomst van 30 september 2002 een bedrag van € 226.890,11 van [gedaagde 1]. e. Op 4 juni 2003 zijn ter zake van de onder 1 d. genoemde overeenkomsten voor notaris mr. A.L.M. Schulte te Amsterdam een viertal notariële aktes verleden: - akte van schuldbekentenis tussen Geelong en [betrokkene 1] terzake van de overeenkomst van geldlening van 17 januari 2002; - akte van schuldbekentenis tussen Geelong en [betrokkene 1] terzake van de overeenkomst van geldlening van 27 mei 2002; - akte van schuldbekentenis tussen [gedaagde 1] en [betrokkene 1] terzake van de overeenkomst van geldlening van 30 september 2002; - akte van schuldoverneming tussen [gedaagde 1] en Geelong enerzijds en [betrokkene 1] anderzijds waarbij de vordering uit hoofde van de schuld van de overeenkomst van geldlening van 27 mei 2002 door Geelong van [gedaagde 1] is overgenomen. f. Bij exploot van 6 augustus 2003 heeft [gedaagde 1] aan [eiseres] doen betekenen de in executoriale vorm uitgegeven grosse van een notariële akte van 4 juni 2003 houdende een schuldbekentenis van [betrokkene 1] ten opzichte van [gedaagde 1] betreffende de daarin omschreven geldlening van 30 september 2002 van in hoofdsom € 226.890,11. Daarbij heeft de deurwaarder aangezegd dat [betrokkene 1] met zijn verplichtingen voortvloeiende uit die akte in gebreke is gebleven en uit dien hoofde thans aan rente een bedrag van € 17.987,= verschuldigd is, waarvoor [eiseres] mede hoofdelijk aansprakelijk is, gelet op de akte van huwelijkse voorwaarden. Aan [eiseres] is bevel gedaan een bedrag van in totaal € 18.052,64 aan de deurwaarder te betalen. g. Bij exploot van 6 augustus 2003 heeft Geelong aan [eiseres] doen betekenen de in executoriale vorm uitgegeven grosse van een notariële akte van 4 juni 2003 houdende een schuldbekentenis van [betrokkene 1] ten opzichte van Geelong betreffende de daarin omschreven geldlening van 3 december 2001, vastgelegd op 17 januari 2002, van in hoofdsom € 185.492,65; de in executoriale vorm uitgegeven grosse van een notariële akte van 4 juni 2003 houdende een schuldbekentenis van [betrokkene 1] ten opzichte van [gedaagde 1] betreffende de daarin omschreven geldlening van 11 april 2002, vastgelegd op 27 mei 2002, van in hoofdsom € 226.890,11; de in executoriale vorm uitgegeven grosse van een notariële akte van 4 juni 2003 houdende een overeenkomst van schuldovername betreffende de schuldbekentenis voortspruitende uit de overeenkomst van geldlening van 11 april 2002, vastgelegd op 27 mei 2002. Daarbij heeft de deurwaarder aangezegd dat [betrokkene 1] met zijn verplichtingen voortvloeiende uit die akten in gebreke is gebleven en uit dien hoofde een bedrag van in totaal € 74.271,= verschuldigd is, waarvoor [eiseres] mede hoofdelijk aansprakelijk is, gelet op de akte van huwelijkse voorwaarden. Aan [eiseres] is bevel gedaan een bedrag van € 74.336,64 te betalen. h. Op 12 augustus 2003 hebben [gedaagden] ten laste van [eiseres] executoriaal derdenbeslag doen leggen onder de werkgever van [eiseres] ABN/AMRO Bank N.V. te Amsterdam en de SNS Bank N.V. te Amsterdam, tot verhaal van de onder 1.f. en g. genoemde vorderingen. i. Op 22 augustus 2003 hebben [gedaagden] ten laste van [betrokkene 1] executoriaal derdenbeslag doen leggen onder de werkgever van [betrokkene 1], Rodamco Europe N.V., tot verhaal van de onder 1.g. genoemde vorderingen. j. Bij exploot van 27 augustus 2003 heeft [eiseres] aan [betrokkene 1] en [gedaagden] doen aanzeggen dat zij de notariële aktes van geldleningen van 4 juni 2003, alsmede de daarin omschreven overeenkomsten van geldleningen vernietigt, op grond dat [betrokkene 1] en [gedaagden] bij het aangaan van deze overeenkomsten hebben geweten, althans hadden kunnen en behoren te weten, dat als gevolg van deze rechtshandelingen en in het bijzonder van het onverplicht passeren van de notariële aktes d.d. 4 juni 2003, de verhaalsmogelijkheden van [eiseres] als schuldeiser van [betrokkene 1] zouden worden benadeeld. 2. [eiseres] vordert, verkort weergegeven, [gedaagden] te veroordelen: - de executie van de onder 1 f. en g. bedoelde akten ten laste van haar te staken en gestaakt te houden; - de executoriale beslagen als bedoeld in 1 h. te (doen) opheffen; - de executie van de onder 1 f. en g. bedoelde akten ten laste van [betrokkene 1] te staken en gestaakt te houden dan wel subsidiair, [gedaagden] te verbieden om uit hoofde van de onder 1 f. en g. bedoelde akten, ten laste van [betrokkene 1] loonbeslag te doen leggen voor zover als gevolg daarvan het ter beschikking van [betrokkene 1] blijvende bedrag minder zal bedragen dan de beslagvrije voet vermeerderd met de door [betrokkene 1] aan [eiseres] maandelijks te betalen partner- en kinderalimentatie en voorts - om [gedaagden] te veroordelen om [eiseres] steeds schriftelijk kennis te geven van het instellen van rechtsvorderingen uit hoofde van de onder 1 d. bedoelde geldleningen jegens [betrokkene 1]. Eén en ander op straffe van dwangsommen en met veroordeling van [gedaagden] in de kosten van het geding. 3. [eiseres] legt aan haar vorderingen het volgende, zakelijk weergegeven, ten grondslag. De notariële akten leveren geen executoriale titel ten laste van haar op. Het beroep van [gedaagden] op het finaal verrekenbeding faalt omdat het verrekenbeding slechts werking heeft tussen [betrokkene 1] en [eiseres] onderling. Het beding heeft geen derdenwerking en kan dus ook geen hoofdelijke aansprakelijkheid voor schulden van [betrokkene 1] tegenover derden doen laten ontstaan. Wat betreft de notariële akte die betrekking heeft op de vermeende geldlening van 30 september 2002: deze beweerde lening is in ieder geval na de ontbinding van het huwelijk aangegaan. Van deze lening valt al helemaal niet in te zien dat [eiseres] daarvoor aangesproken zou kunnen worden. Ten aanzien van het executieverbod jegens [betrokkene 1] heeft [eiseres] gesteld dat dit verbod primair is gebaseerd op de ingeroepen nietigheid van de notariële akten van 4 juni 2003. De nietigheid van de akten heeft tot gevolg dat de akten niet meer ten uitvoer gelegd kunnen worden jegens [betrokkene 1]. De nietigheid van de beweerde overeenkomsten van geldlening van 17 januari en 27 mei 2002 wordt mede gebaseerd op art. 1:88 lid 1 onder a BW. [betrokkene 1] heeft zich bij die overeenkomsten namelijk verplicht om op eerste verzoek zekerheid door pand of hypotheek op zijn activa te verschaffen. Met de subsidiaire vordering wordt beoogd de door de nietige rechtshandelingen veroorzaakte benadeling van [eiseres] op te heffen, omdat als gevolg van het executoriale beslag haar verhaalsmogelijkheden als schuldeiser van [betrokkene 1] ter zake van de door [betrokkene 1] te betalen alimentatie worden gefrustreerd. Tenslotte heeft [eiseres] gesteld dat zij belang heeft om bij het instellen van rechtsvorderingen door [gedaagden] tegen [betrokkene 1] tijdig te interveniëren, zodat zij niet op enig moment opnieuw wordt geconfronteerd met een executoriale titel jegens [betrokkene 1], gebaseerd op nietige rechtshandelingen en erop gericht [eiseres] te frustreren in haar verhaalsmogelijkheden. 4. [gedaagden] hebben als verweer aangevoerd dat zij aan [betrokkene 1] substantiële geldbedragen (tot een bedrag van ruim € 600.000,=) ter leen hebben verstrekt. Dat gebeurde met de allerbeste bedoelingen, namelijk om [betrokkene 1] (en zijn gezin) te helpen in een poging zijn schulden te saneren en het hem zo mogelijk te maken om per 1 januari 2002 de vooraanstaande, goed betaalde, functie van bestuurder van Rodamco Europe N.V. te bekleden. Dankzij de door [gedaagden] verschafte gelden kon [betrokkene 1] de voor benoeming in die functie vereiste toestemming van de Nederlandsche Bank verkrijgen. Uit de overgelegde bankafschriften en de bijbehorende accountantsverklaring blijkt dat de bedragen ook daadwerkelijk ter leen zijn verstrekt. Uit de bankafschriften blijkt verder van betaling door [betrokkene 1] van aanzienlijke bedragen aan [betrokkene 2] en [betrokkene 3]. Noch de overeenkomsten van geldlening noch de notariële akten van 4 juni 2003 zijn derhalve nietig. [gedaagde 1] had er vertrouwen in dat hij het geleende geld terug zou krijgen gelet op de substantiële inkomens van zowel [betrokkene 1] als [eiseres] en ook op het kapitale pand aan de Bikbergerweg. Zijn geduld is nu op; hij heeft ook verantwoordelijkheid ten opzichte van zijn eigen vrouw en kinderen. [eiseres] reageert niet op verzoeken om in een gesprek te bezien of een oplossing mogelijk is. Vandaar dat [gedaagden] nu acties tegen beide partijen hebben ingezet met als doel terugbetaling van leningen en rente. Beoordeling van het geschil 5. De geldleningen zijn aangegaan door [betrokkene 1], die ten tijde van de eerste twee leningen nog gehuwd was met [eiseres], echter buiten gemeenschap van goederen. Het feit dat in het finaal verrekenbeding dat in 1998 aan de huwelijkse voorwaarden is toegevoegd wordt gesproken van interne verrekening in geval van ontbinding van het huwelijk "alsof de echtgenoten gehuwd waren in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen" maakt dat niet anders. Dat betreft immers een interne verplichting tot verrekening tussen de echtgenoten die geen goederengemeenschap doet ontstaan. Dat laatste staat overigens ook nog met zoveel woorden in het verrekenbeding vermeld. Niet valt in te zien hoe [eiseres] op grond van dit beding in de huwelijkse voorwaarden aansprakelijk zou kunnen zijn voor de schulden van [betrokkene 1]. Voor de verplichtingen uit de laatste geldlening, die na de ontbinding van het huwelijk is aangegaan, kan zij al helemaal niet aansprakelijk worden gehouden. De executie van de notariële akten van 4 juni 2003 ten laste van [eiseres] mist derhalve iedere grond en is onrechtmatig. De vorderingen onder 1 en 2 zijn dan ook toewijsbaar, met dien verstande dat de voorzieningenrechter de beslagen zelf zal opheffen. 6. [gedaagden] hebben door overlegging van kopieën van bankafschriften en een accountantsverklaring voldoende aannemelijk gemaakt dat de in de overeenkomsten van geldlening vermelde bedragen ook daadwerkelijk door hen aan [betrokkene 1] zijn verstrekt. Gesteld noch gebleken is dat die leningen zijn aangegaan onder voor [betrokkene 1] ongebruikelijk bezwarende voorwaarden. Onder deze omstandigheid hebben de geldleningen op zichzelf geen benadeling van schuldeisers tot gevolg gehad en is aan de vereisten voor het inroepen van de nietigheid ex artikel 3:45 BW niet voldaan. Aan het vermoeden van artikel 3:46 BW wordt dus niet toegekomen. 7. Van benadeling zou wel sprake zijn als zou blijken dat de ter leen ontvangen gelden niet zouden zijn aangewend voor de voldoening van werkelijk bestaande schulden van [betrokkene 1], maar aan verhaal door zijn schuldeisers zouden zijn onttrokken. Uit de bankafschriften blijkt van een betaling door [betrokkene 1] van NLG 1.675.880,= aan [betrokkene 3] op 3 december 2001 en van betalingen door [betrokkene 1] aan [betrokkene 2] van telkens € 226.890,= op 11 april en 2 oktober 2002. [eiseres] heeft de nodige vraagtekens geplaatst bij (het ontstaan van) deze Zwitserse schulden van [betrokkene 1], die in dat verband bovendien tot twee keer toe haar handtekening zou hebben vervalst, en tast over de achtergronden daarvan grotendeels in het duister. Het zou echter een onderzoek naar de feiten vergen dat het kader van dit kort geding ver te buiten gaat om daarover duidelijkheid en zekerheid te verkrijgen. Ook de eventuele vervalsing van de handtekening van [eiseres] brengt niet zonder meer mee dat de betreffende schulden niet reëel zouden zijn. Voorshands moet het met name op grond van de bankafschriften ervoor worden gehouden dat [betrokkene 1] met de ontvangen geldlening daadwerkelijk reële schulden heeft afgelost. 8. Nu de geldleningen niet vernietigbaar zijn, zijn de daarop voortbouwende notariële akten van 4 juni 2003 dat ook niet. Rechtshandelingen als bedoeld in artikel 1:88 BW zijn tijdens het huwelijk niet verricht, zodat ook op die grond de nietigheid niet kan worden ingeroepen. Voor zover de vorderingen betrekking hebben op de executie ten laste van [betrokkene 1] moeten zij derhalve worden afgewezen. 9. De dwangsommen worden gematigd en aan een maximum gebonden als na te melden. 10. [gedaagden] worden als de op hoofdpunten in het ongelijk gestelde partijen verwezen in de kosten van dit geding aan de zijde van [eiseres] gevallen. BESLISSING IN KORT GEDING De voorzieningenrechter: 1. Veroordeelt [gedaagden] om onmiddellijk na betekening van dit vonnis de executie ten laste van [eiseres] van de op 4 juni 2003 tussen [gedaagden] enerzijds en [betrokkene 1] anderzijds voor mr. Antonius Lodewijk Maria Schulte, notaris gevestigd te Amsterdam, verleden akten met het referentienummer 20031814 te staken en gestaakt te houden. 2. Bepaalt dat [gedaagden] voor iedere dag dat zij, gezamenlijk dan wel afzonderlijk, nalaten aan de hiervoor gegeven veroordelingen te voldoen, een dwangsom van € 10.000,= zullen verbeuren met een maximum van € 250.000,=. 3. Heft op de op 12 augustus 2003 ten laste van [eiseres] gelegde executoriale derdenbeslagen onder de ABN/AMRO bank N.V., gevestigd te Amsterdam, en de SNS bank N.V., gevestigd te Amsterdam. 4. Veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van [eiseres] begroot op € 81,16 aan dagvaardingskosten, € 205,= aan vastrecht en op € 703,= aan salaris procureur. 5. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad. 6. Wijst het meer of anders gevorderde af. Gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, vice-president van de rechtbank te Amsterdam, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 25 september 2003, in tegenwoordigheid van de griffier. Coll.: - 8 - rolnummer KG 03/1748 AB