Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AL3257

Datum uitspraak2003-09-23
Datum gepubliceerd2003-09-30
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200303896/2
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 26 september 2002 heeft de gemeenteraad van Breda, op voorstel van burgemeester en wethouders, vastgesteld het bestemmingsplan "Om de Haenen".


Uitspraak

200303896/2. Datum uitspraak: 23 september 2003 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer: [verzoekers], wonend te [woonplaats], en het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 26 september 2002 heeft de gemeenteraad van Breda, op voorstel van burgemeester en wethouders, vastgesteld het bestemmingsplan "Om de Haenen". Verweerder heeft bij zijn besluit van 22 april 2003, kenmerk 864390, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan. Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekers bij brief van 19 juni 2003, bij de Raad van State ingekomen op 20 juni 2003, beroep ingesteld. Bij deze brief hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 28 augustus 2003, waar verzoekers, bij monde van [gemachtigde], [gemachtigde], [gemachtigde], [gemachtigde] en [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door mr. A.J.A.M. van de Laar, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is de gemeenteraad, vertegenwoordigd door ir. H.C. van Engen, ambtenaar van de gemeente, daar gehoord. 2. Overwegingen 2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2. Het plan heeft betrekking op het gebied dat wordt begrensd door de bestaande bebouwing van de wijk de Haenen, de huidige Donkerstraat in het zuiden en het ten oosten van het plangebied gelegen bosgebied. Het plan voorziet in de bouw van ongeveer 660 woningen. Ter hoogte van de Donkerstraat is voorzien in een wijkontsluitingsweg en een groenzone. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het plan goedgekeurd. 2.3. Verzoekers, die wonen aan de Donkerstraat, kunnen zich daarmee niet verenigen. Zij vrezen dat hun woon- en leefklimaat zal worden aangetast door de ontsluitingsweg en de beperkte omvang van de groenzone. Tevens zal de volgens hen essentiële relatie tussen het buitengebied en een centraal deel van Teteringen worden verbroken. Zij betogen dat de in het plan voorziene ontsluitingsweg ten onrechte samenvalt met een gedeelte van de Donkerstraat. Voorts stellen zij dat de beoogde groenzone langs de Donkerstraat in het plan plaatselijk te smal is en wordt doorsneden door de zuidelijke ontsluitingsweg. 2.4. Verweerder heeft ingestemd met het standpunt van de gemeenteraad dat met de in het plan voorziene groenzone in voldoende mate een groenverbinding tussen het bosgebied en het centrum van Teteringen is gelegd. Gelet op de noordelijke ligging van de voorziene ontsluitingsweg behoeven verzoekers volgens verweerder niet te vrezen voor overlast. 2.5. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de ontsluitingsweg binnen de bestemming “Verkeersdoeleinden” zo noordelijk mogelijk zal worden aangelegd, zodat de afstand tussen de weg en de woningen van verzoekers ten opzichte van de huidige situatie zal worden vergroot. Ter zitting is van de zijde van verweerder verklaard dat de geluidsbelasting ter plaatse van de woningen, ten gevolge van de aanleg van de ontsluitingsweg, met maximaal 1 dB(A) zal toenemen. Verder is niet gebleken dat de aanleg van deze ontsluitingsweg ter plaatse in strijd is met het gemeentelijke structuurplan. Ter zitting is van de zijde van verweerder verklaard dat de groenstrook ter hoogte van de cultuurhistorisch waardevolle boerderij, alsmede aan de oostkant is verbreed ten opzichte van hetgeen in het gemeentelijke structuurplan was opgenomen. De Voorzitter is van oordeel dat verzoekers niet aannemelijk hebben gemaakt dat deze groenstrook niettemin niet voorziet in een voldoende verbinding met het oostelijk gelegen bosgebied, dan wel dat de groenstrook anderszins van onvoldoende omvang is. Hetgeen verzoekers hebben aangevoerd heeft de Voorzitter er dan ook niet van kunnen overtuigen dat ter plaatse sprake zal zijn van een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat. 2.6. Gelet op het voorgaande ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. 2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. R. Cleton, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat. w.g. Cleton w.g. Soede Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 23 september 2003 270-425.