
Jurisprudentie
AL3274
Datum uitspraak2003-09-26
Datum gepubliceerd2003-09-30
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200304095/2
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-09-30
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200304095/2
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 1 oktober 2002 heeft de gemeenteraad van Helmond het bestemmingsplan "Herziening U.P. Centrum/ [locatie 1]" vastgesteld.
Uitspraak
200304095/2.
Datum uitspraak: 26 september 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 oktober 2002 heeft de gemeenteraad van Helmond het bestemmingsplan "Herziening U.P. Centrum/ [locatie 1]" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 22 april 2003, no. 869541, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit heeft verzoekster beroep ingesteld bij brief van 27 juni 2003 en ingekomen bij de Raad van State op 1 juli 2003. Daarnaast heeft zij zich bij brief van 28 juni 2003 en ingekomen bij de Raad van State op 1 juli 2003, tot de Voorzitter gewend met het verzoek een voorlopige voorziening te treffen als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 11 september 2003, waar verzoekster, vertegenwoordigd door [gemachtigde], is verschenen. Verweerder en de gemeenteraad zijn, met berichtgeving, niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in een planologische regeling voor het hoofdgebouw en de bijgebouwen op het perceel [locatie 1] te [plaats]. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het plan deels goedgekeurd en deels goedkeuring onthouden aan het plan.
2.3. Verzoekster, die woont aan de [locatie 2], kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en verzoekt schorsing hiervan. Zij voert aan dat door het onherroepelijk worden van dit besluit het op grond van het voorgaande bestemmingsplan “U.P. Centrum” strijdig gebruik van de grond en de bebouwing op het in het geding zijnde perceel in stand wordt gelaten. Verzoekster heeft bezwaar tegen het gebruik en de omvang van de bebouwing en heeft betrokken bestuursorganen verzocht om handhaving.
2.4. De Voorzitter stelt voorop dat het plan eerst onherroepelijk kan worden nadat in de bodemprocedure uitspraak is gedaan.
Met het plan beoogt de gemeenteraad het jarenlange gebruik van de bebouwing op het perceel aan de [locatie 1] ten behoeve van detailhandel te legaliseren. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het perceel, waaronder de tuin en het erf, volledig is bebouwd. De op het perceel gelegen bebouwing werd tot voor kort gebruikt ten behoeve van een slagerij.
Gelet op het voorgaande is de Voorzitter van oordeel dat indien het verzoek niet wordt toegewezen geen onomkeerbare gevolgen kunnen optreden.
Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Soede
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 september 2003
270-377.