Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AL3277

Datum uitspraak2003-09-23
Datum gepubliceerd2003-09-30
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200304335/2
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 10 maart 2003 heeft de gemeenteraad van Sint Anthonis, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 februari 2003, vastgesteld het bestemmingsplan "'t Buske".


Uitspraak

200304335/2. Datum uitspraak: 23 september 2003 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: [verzoekers], beiden wonend te [woonplaats], en het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 10 maart 2003 heeft de gemeenteraad van Sint Anthonis, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 februari 2003, vastgesteld het bestemmingsplan "'t Buske". Verweerder heeft bij zijn besluit van 22 mei 2003, kenmerk 903556/917446, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan. Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 2 juli 2003, bij de Raad van State ingekomen op 3 juli 2003, beroep ingesteld. Bij deze brief hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 28 augustus 2003, waar verzoekers, bij monde van [gemachtigde] en bijgestaan door mr. J.G.M. van Mierlo, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. A.J.A.M. van de Laar, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn de gemeenteraad, vertegenwoordigd door P.J.A. van Laarhoven en P.T.G.M. van Heijster, ambtenaren van de gemeente, en T. van de Broek, vertegenwoordigd door L.J.M. Litjens, gemachtigde, daar gehoord. 2. Overwegingen 2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2. De Voorzitter constateert dat verzoekers geen zienswijzen en bedenkingen hebben ingediend. Ingevolge artikel 8:81, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, kan indien beroep is ingesteld een verzoek om een voorlopige voorziening worden gedaan door een partij in de hoofdzaak. Ingevolge de artikelen 54, tweede lid, onder d, en 56, tweede lid, aanhef en onder 2, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kan beroep worden ingesteld door een belanghebbende die aantoont dat hij redelijkerwijs niet in staat is geweest zich overeenkomstig artikel 27, eerste of tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening tot het college van gedeputeerde staten te wenden. Op 1 mei 2003 is de Wet stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelings- en verwevingsgebieden (hierna: de Wet) in werking getreden. Op 28 april 2003 (Stcrt. 81) is de daarbijbehorende Regeling stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelings- en verwevingsgebieden (hierna: de Regeling) gepubliceerd, waarin een lijst met omrekeningsfactoren voor diverse diercategorieën en huisvestingssystemen is opgenomen. De in de Regeling opgenomen omrekeningsfactor wijkt ten aanzien van het soort dieren dat verzoekers houden (mestkalkoenen) aanzienlijk af van de omrekeningsfactor, zoals die is opgenomen in de Richtlijn Veehouderij en stankhinder 1996 (hierna: de Richtlijn). Ten tijde van de inwerkingtreding van deze Wet en Regeling was de termijn waarbinnen schriftelijk bedenkingen konden worden ingediend reeds verstreken. Gelet op het vorenstaande acht de Voorzitter het niet uitgesloten dat de Afdeling het niet indienen van zienswijzen en bedenkingen door verzoekers verschoonbaar en mitsdien het beroep van verzoekers in de hoofdzaak ontvankelijk zal achten. 2.3. Het plangebied bestaat uit twee delen en ligt in het zuidwestelijke gedeelte van Sint Anthonis op de kruising van de straten ’t Kempke en ’t Buske. Met het plan wordt beoogd een kleinschalig bedrijventerrein voor drie bedrijven te ontwikkelen dat direct aansluit op het bestaande bedrijventerrein “’t Kempke”. 2.4. Verzoekers stellen dat verweerder het plan ten onrechte heeft goedgekeurd, omdat het plangebied binnen de stankcirkel van hun kalkoenenmesterij ligt. Verzoekers hebben aangevoerd dat verweerder bij de beslissing omtrent goedkeuring van dit plan ten onrechte niet is uitgegaan van de Regeling ter bepaling van de omvang van de stankcirkel van het bedrijf van verzoekers, hoewel deze Regeling al in werking was getreden voordat verweerder de beslissing heeft genomen. 2.5. Verweerder is wat betreft de omvang van de stankcirkel van het bedrijf van verzoekers uitgegaan van de Richtlijn. 2.6. Ter zitting is gesteld en onweersproken gebleven dat indien van de toepasselijkheid van de Regeling wordt uitgegaan voor het bedrijf van verzoekers een stankcirkel van 250 meter geldt. Gelet op het gebrek aan uitbreidings- en wijzigingsmogelijkheden voor het bedrijf ten gevolge van de nabijgelegen bebouwing, dient de stankcirkel in dit geval vanaf het dichtst bij het plangebied gelegen emissiepunt van het bedrijf van verzoekers te worden gemeten. De Voorzitter stelt vast dat uitgaande van een stankcirkel van 250 meter een gedeelte van het plangebied binnen de genoemde stankcirkel ligt. Het plan staat onder meer de bouw van bedrijfswoningen en kantoren binnen dit gedeelte toe. De Voorzitter acht het niet onaannemelijk dat indien van de toepasselijkheid van de Regeling wordt uitgegaan voor dit gedeelte een aanvaardbaar woon- en verblijfsklimaat niet kan worden gewaarborgd. Voor het beantwoorden van de vraag of verweerder het plan, in het bijzonder wat betreft de toepasselijkheid van de Regeling, in redelijkheid niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening heeft kunnen achten is naar het oordeel van de Voorzitter nader onderzoek noodzakelijk, waarvoor deze procedure zich evenwel niet leent. In verband hiermee ziet de Voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. 2.7. Verweerder dient op de navolgende wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. 3. Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 22 mei 2003, kenmerk 903556/917446, voorzover daarbij goedkeuring is verleend aan het op de bij deze uitspraak behorende gewaarmerkte kaart aangeduide gedeelte van het door de gemeenteraad van Sint Anthonis op 10 maart 2003 vastgestelde bestemmingsplan “’t Buske”; II. wijst het verzoek voor het overige af; III. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant in de door verzoekers in verband met de behandeling van het verzoek gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 694,77, waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het totale bedrag dient door de provincie Noord-Brabant te worden betaald aan verzoekers; IV. gelast dat de provincie Noord-Brabant aan verzoekers het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht (€ 116,00) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. R. Cleton, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat. w.g. Cleton w.g. Soede Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 23 september 2003 270-425.