Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AL3347

Datum uitspraak2003-10-01
Datum gepubliceerd2003-10-01
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200300426/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 28 mei 2002 heeft de gemeenteraad van Hengelo, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 24 mei 2002, het bestemmingsplan "Binnenstad, deelplan O kwadraat (fase 1)” vastgesteld.


Uitspraak

200300426/1. Datum uitspraak: 1 oktober 2003 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellant], wonend te [woonplaats], en het college van gedeputeerde staten van Overijsel, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 28 mei 2002 heeft de gemeenteraad van Hengelo, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 24 mei 2002, het bestemmingsplan "Binnenstad, deelplan O kwadraat (fase 1)” vastgesteld. Verweerder heeft bij zijn besluit van 3 december 2002, kenmerk RWB/2002/1648, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan. Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 16 januari 2003, bij de Raad van State ingekomen op 21 januari 2003, beroep ingesteld. Bij brief van 6 februari 2003 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 20 maart 2003 (hierna: het deskundigenbericht). Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 augustus 2003, waar appellant, vertegenwoordigd door [gemachtigden],en verweerder, vertegenwoordigd door mr. M. Haan en O. Westra, ambtenaren van de provincie, zijn verschenen. Voorts is de gemeenteraad van Hengelo, vertegenwoordigd door M. Klos, ambtenaar van de gemeente, daar gehoord. 2. Overwegingen 2.1. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht. De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast. 2.2. Met het bestemmingsplan wordt onder meer beoogd de bouw van ongeveer 90 woningen mogelijk te maken. Het plan voorziet onder meer in de bouw van twee grote woonblokken aan de Oldenzaalsestraat en de Oude Molenweg ten behoeve van een woonzorgcomplex en twee kleinere woonblokken aan de Colensostraat. 2.3. Appellant, die schuin tegenover de beoogde woonblokken aan de Colensostraat woont, stelt dat verweerder het plan ten onrechte heeft goedgekeurd, voorzover het plan voorziet in de bouw van de twee woonblokken met een hoogte van 14 meter. Hij voert daartoe aan dat het authentieke karakter van de Colensostraat zal worden aangetast. Voorts kan appellant zich niet met het bestreden besluit verenigen, voorzover daarbij de doorbraak van de Colensostraat naar het plangebied die ten westen van het meest westelijk gelegen, woonblok aan de Colensostraat is voorzien, is goedgekeurd. Appellant vreest dat met name vanwege de genoemde voorziene doorbraak de vista tot gevolg zal hebben dat de bewoners van de Colensostraat overlast zullen ondervinden van de drukke Oldenzaalsestraat. Ook zal de doorbraak zelf verkeersbewegingen met zich brengen. Bovendien is een dergelijke doorbraak niet noodzakelijk, nu het betreffende woonblok reeds van twee kanten toegankelijk is, aldus appellant. 2.4. Verweerder heeft bij zijn bestreden besluit het plan niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening geacht en heeft het plan goedgekeurd. Hij acht de in het plan opgenomen maximale bouwhoogte van 14 meter voor de voorziene bouwblokken aan de Colensostraat acceptabel. Verweerder heeft daarbij de hoogte van de omliggende bebouwing van belang geacht en hij heeft tevens in aanmerking genomen dat het een binnenstedelijke situatie betreft. Verder heeft verweerder erop gewezen dat voor een deel van de voorziene woonblokken aan de Colensostraat een maximale bouwhoogte van slechts 11 meter geldt. Voorts vormt de visuele opening naar de Oldenzaalsestraat geen doorbraak in de gebruikelijke zin van het woord, zodat ook voor de daaraan verbonden verkeerstechnische gevolgen niet hoeft te worden gevreesd, aldus verweerder. Evenmin zal de vista volgens hem anderszins een aantasting van het karakter van de Colensostraat met zich brengen. 2.5. Wat betreft de in het plan opgenomen maximale bouwhoogte voor de twee woonblokken aan de Colensostraat overweegt de Afdeling als volgt. De gronden zijn in het plan nader aangeduid met “W(s)”. In artikel 3, vijfde lid, van de planvoorschriften is -voorzover hier van belang- bepaald dat voor het bouwen van gebouwen voorzover gelegen in een gebied met de nadere aanduiding “W(s)” voor wat betreft de maximale bouwhoogte de aanduiding op de plankaart geldt. Blijkens de aanduiding op de plankaart staat het plan binnen de bouwvlakken waar de woonblokken zijn voorzien grotendeels bebouwing met een maximale bouwhoogte van 14 meter toe. Zowel aan de voor-, als aan de achterzijde van deze bouwvlakken is een strook met een breedte van ongeveer 3 meter opgenomen waarvoor blijkens de aanduidingen op de plankaart een maximale bouwhoogte van 11 meter geldt. Voor het gedeelte van de voorziene bouwblokken dat direct aan de Colensostraat grenst, geldt dan ook een maximale bouwhoogte van 11 meter. De woningen die aan de zuidzijde van de Colensostraat staan, waaronder de woning van appellant, hebben een hoogte van ongeveer 10 meter. Blijkens het deskundigenbericht heeft de bestaande praktijkwoning op de hoek van de Colensostraat en de Paul Krugerstraat, die in de directe nabijheid van de voorziene woonblokken staat, een nokhoogte van 12 meter. Voorts is gebleken dat de in de nabijheid van de beide woonblokken gelegen voormalige Schaepman-MAVO 15 meter hoog is. De in het plan opgenomen maximale bouwhoogten van de woonblokken wijken dan ook niet substantieel af van de hoogte van de reeds in de omgeving aanwezige bebouwing. Gelet op het vorenstaande, alsmede gezien de ligging van het plangebied in het binnenstedelijke gebied, heeft verweerder zich naar het oordeel van de Afdeling dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de in het plan opgenomen bouwhoogte voor de woonblokken niet tot een onaanvaardbare aantasting van het karakter van de Colensostraat zal leiden. Daarbij merkt de Afdeling op dat het feit dat in het bouwplan voor de woonblokken een hoogte van 12 meter is opgenomen, dit niet anders maakt. 2.5.1. Ten aanzien van de doorbraak van de Colensostraat naar het plangebied overweegt de Afdeling als volgt. In het plan is tussen de vier woonblokken in een semi-openbaar gebied voorzien dat een vista vormt vanuit de Oldenzaalsestraat naar met name de voormalige Schaepman-MAVO, maar ook naar de daarachter gelegen straat en beek. Blijkens de stukken is met het plan beoogd een andere indeling van het plangebied tot stand te brengen, gelet op de wijziging van de functies die heeft plaatsgevonden in het stadsdeel waarin het plangebied ligt. Mede gelet op het forse en markante uiterlijk van de voormalige Schaepman-MAVO en de voorgestane centrumfunctie van dit gebouw, heeft verweerder naar het oordeel van de Afdeling belang kunnen toekennen aan een stedenbouwkundige positionering van het gebouw, hetgeen door de voorziene vista zal worden bevorderd. Blijkens de stukken maakt de door appellant bestreden doorbraak deel uit van de vista. De Afdeling overweegt dat hoewel de vista ertoe zal leiden dat de beslotenheid van het gebied zal afnemen, het niet aannemelijk is dat dit tot een ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat van de Colensostraat zal leiden. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de afstand van de Colensostraat tot de Oldenzaalsestraat ongeveer 100 meter is. Gelet op de verschillende voorziene toegangspaden naar het plangebied en de breedte van de doorbraak heeft verweerder ervan kunnen uitgaan dat het aantal verkeersbewegingen, bestaande uit voetgangers en eventueel fietsers, beperkt zal blijven. 2.5.2. Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan in zoverre niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen appellant heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder in zoverre terecht goedkeuring heeft verleend aan het plan. Het beroep is ongegrond. 2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. R. Cleton, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat. w.g. Cleton w.g. Soede Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2003 270-425.