Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AL3351

Datum uitspraak2003-07-21
Datum gepubliceerd2003-10-01
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers02/06309 PV
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het anoniementarief is niet van toepassing nu belanghebbende er (weliswaar ten onrechte) te goeder trouw van uitging dat het door de werknemer getoonde paspoort echt was en belanghebbende in redelijkheid heeft kunnen aannemen dat het paspoort echt was.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Achttiende Enkelvoudige Belastingkamer PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende, tegen een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst P, hierna de inspecteur, gedagtekend 18 september 2002, betreffende de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen over het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2001 alsmede de gelijktijdig met die naheffingsaanslag opgelegde boete. Het beroep is behandeld ter zitting van 7 juli 2003. Beslissing Het Hof - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt de bestreden uitspraak; - vernietigt de naheffingsaanslag; - vernietigt de boetebeschikking; - veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot het beloop van € 322 en wijst de Staat aan dit bedrag aan belanghebbende te voldoen; en - gelast de Staat het betaalde griffierecht ad € 29 aan belanghebbende te vergoeden. Gronden 1. Belanghebbende exploiteert een onderneming in de vorm van een eenmanszaak waarvan de activiteiten bestaan uit het exploiteren van een restaurant dat is gevestigd te A. 2. In februari 2002 is door de belastingdienst bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld. Geconstateerd werd dat ter zake van een werknemer, genaamd B, is verzuimd de identiteit vast te stellen aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht (verder WID). De desbetreffende werknemer heeft een vals Nederlands paspoort overlegd aan de belanghebbende. In het vervalste Nederlandse paspoort staat een afwijkend lettertype, een onjuist SoFi-nummer en een onjuist cijfertype. Voorts staat de balk onder op het paspoort scheef en is deze met een matrix printer afgedrukt. De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd (ad € 4.531), waarbij is uitgegaan van de toepassing van het zogenaamde anoniementarief van 60%. Tevens is een boete opgelegd ter zake van grove schuld van 25% (€ 1.132). 3. In geschil is of de inspecteur terecht het anoniementarief (ex artikel 26b van de Wet op de loonbelasting 1964, hierna de Wet) heeft toegepast waarvoor beslissend is of belanghebbende heeft voldaan aan de verplichtingen van artikel 28, eerste lid, onderdeel f, van de Wet. Voorts is in geschil of de boete terecht is opgelegd. 4.1. De inspecteur stelt dat belanghebbende wist, althans had moeten onderkennen, dat het overgelegde paspoort vals was. De inspecteur stelt daartoe onder meer dat van een werkgever/inhoudingsplichtige verwacht mag worden dat hij of zij zich op de hoogte laat stellen van de verplichtingen die het in dienst nemen van personeel met zich meebrengt. Op belanghebbende rust dan ook de verplichting zich enige kennis van documenten in de zin van artikel 1 WID eigen te maken. Een snelle blik op het (originele) paspoort en het maken van een kopie daarvan volstaan volgens de inspecteur niet voor het voldoen aan deze wettelijke verificatieverplichting. Voor het verifiëren van identiteiten van werknemers kan belanghebbende voorts gebruik maken van informatieboekjes en internet. Belanghebbende is - gesteld dat geen sprake was van bewuste kennis - ernstig tekortgeschoten in de op haar rustende onderzoeksplicht ten aanzien van het overgelegde paspoort, aldus de inspecteur 4.2. Belanghebbende betwist deze stellingen en stelt zich zakelijk weergegeven op het standpunt dat hij er te goeder trouw van uitging dat het overgelegde paspoort juist was. Het is hem niet opgevallen dat het paspoort vals was. Als beginnend ondernemer heeft hij een werknemer in dienst genomen en diens identiteit aan de hand van een paspoort vastgesteld. Daarbij zijn hem geen zaken opgevallen die erop wezen dat het paspoort vals was: het paspoort leek echt te zijn. Daarom is volgens hem de toepassing van het anoniementarief volstrekt onterecht. 5. Vaststaat dat de werknemer een vals paspoort heeft overgelegd. Desalniettemin heeft het Hof geen aanleiding om reeds op voorhand te twijfelen aan de juistheid van de stelling van belanghebbende dat hij in dezen te goeder trouw was. Met de door de inspecteur ingenomen algemene stellingen heeft de inspecteur, naar 's Hofs oordeel, niet aannemelijk gemaakt dat belanghebbende redelijkerwijs moest onderkennen dat sprake was van een vervalst document, dan wel dat op hem een verdergaande onderzoeksplicht rustte. Het Hof neemt daarbij in aanmerking dat het in casu niet gaat om in het oog springende afwijkingen en dat de onderhavige fouten niet van overheidswege aan werkgevers/inhoudingsplichtigen (bijvoorbeeld door middel van folders, vermelding in de handleiding loonbelasting, premie volksverzekeringen en premies werknemersverzekeringen of anderszins) bekend zijn gemaakt. Naar 's Hofs oordeel heeft belanghebbende in redelijkheid kunnen aannemen dat het paspoort echt was. De inspecteur heeft het tegendeel geenszins aannemelijk gemaakt. Alsdan is er geen plaats voor de toepassing van het zogenaamde anoniementarief. De naheffingsaanslag dient daarom te vervallen. Het beroep is gegrond. Proceskosten Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht en wel tot een bedrag van € 322, uitgaande van het bedrag van € 322 vermenigvuldigd met de factor 1 (beroepschrift) voor proceshandelingen en factor 1 voor het gewicht van de zaak. De uitspraak is gedaan op 21 juli 2003 door mr. Van de Merwe, in tegenwoordigheid van mr. Kreijns-Mostermans als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken. Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal door het lid van de belastingkamer en de griffier ondertekend. Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm. Vervanging U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is een griffierecht verschuldigd. Na het verzoek tot vervanging ontvangt U van de griffier een nota griffierecht. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen. Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.