
Jurisprudentie
AL3392
Datum uitspraak2003-10-01
Datum gepubliceerd2003-10-01
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200301282/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-10-01
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200301282/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 22 juli 2002 heeft appellant de aan de [verzoeker] verleende erkenning voor het uitvoeren van periodieke keuringen (hierna: APK) van voertuigen tot en met 3500 kg op grond van artikel 87, tweede lid, aanhef en onder f, van de Wegenverkeerswet 1994 ingetrokken voor de duur van twaalf weken.
Uitspraak
200301282/1.
Datum uitspraak: 1 oktober 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Dienst Wegverkeer,
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Amsterdam van 3 februari 2003 in het geding tussen:
[verzoeker], gevestigd te [plaats]
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 juli 2002 heeft appellant de aan de [verzoeker] verleende erkenning voor het uitvoeren van periodieke keuringen (hierna: APK) van voertuigen tot en met 3500 kg op grond van artikel 87, tweede lid, aanhef en onder f, van de Wegenverkeerswet 1994 ingetrokken voor de duur van twaalf weken.
Bij besluit van 6 september 2002 heeft appellant het daartegen door [verzoeker] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 oktober 2002 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door [verzoeker] ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat appellant een nieuw besluit dient te nemen op het bezwaarschrift van [verzoeker].
Bij besluit van 28 november 2002 heeft appellant, opnieuw beslissend op het bezwaar, dat bezwaar gegrond verklaard ten aanzien van de zwaarte van de sanctie en het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard en de erkenning voor het keuren van voertuigen ingetrokken voor de duur van negen weken.
Bij uitspraak van 3 februari 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter het daartegen door [verzoeker] ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat appellant binnen vier weken na openbaarmaking van de uitspraak een nieuw besluit dient te nemen op het bezwaarschrift van [verzoeker]. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 28 februari 2003, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 27 maart 2003. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 23 april 2003 heeft [verzoeker] van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 augustus 2003, waar appellant, vertegenwoordigd door [gemachtigde], werkzaam bij appellant, en [verzoeker], beherend vennoot, bijgestaan door [gemachtigde], medewerker bij DAS rechtsbijstand, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 87, tweede lid, aanhef en onder f, van de Wegenverkeerswet 1994 kan de Dienst Wegverkeer een erkenning intrekken of wijzigen, indien degene aan wie de erkenning is verleend handelt in strijd met een of meer uit de erkenning voortvloeiende verplichtingen.
Ingevolge artikel 44, zevende lid, van de Erkenningsregeling APK, in werking getreden op 1 maart 2000, Stcrt. 2000,35, deelt de erkenninghouder, indien het voertuig aan een steekproef wordt onderworpen, dit aan de aanvrager mede en houdt de erkenninghouder het keuringsrapport onder zich voor een periode van ten hoogste negentig minuten, vanaf het tijdstip van afmelding.
Ingevolge artikel 45, vijfde lid, aanhef en onder d, van de Erkenningsregeling APK wordt aan een steekproef alle medewerking verleend en worden de terzake door de Dienst Wegverkeer gegeven aanwijzingen in acht genomen. Onder alle medewerking wordt in ieder geval verstaan dat het voertuig, ongeacht het tijdstip van aanvang van de steekproef, niet uit de keuringsplaats wordt verwijderd gedurende de steekproef.
Ingevolge artikel 46, tweede lid, van de Erkenningsregeling APK draagt de erkenninghouder er zorg voor dat de eigenaar of houder van een weggereden voertuig op de hoogte is gesteld van de verplichting om een nieuwe aanvraag van een keuringsrapport bij de Dienst Wegverkeer in te dienen.
Ingevolge artikel 58 van de Erkenningsregeling APK - voorzover hier van belang - wordt, indien door de erkenninghouder de in de artikelen 44 neergelegde verplichtingen of de in artikel 45, tweede, vierde en vijfde lid, opgenomen voorschriften niet worden nageleefd, terstond begonnen met een procedure voor intrekking van de erkenning.
2.2. Appellant betoogt dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat een tijdelijke intrekking van de APK-keuringsbevoegdheid voor de duur van negen weken niet evenredig is met de ernst van de gedraging en de mate van verwijtbaarheid.
2.3. Vast staat dat [verzoeker] op 30 mei 2002 abusievelijk in plaats van een op die dag gekeurd voertuig met het [kenteken a] een voertuig met het [kenteken b] als APK-goedgekeurd heeft afgemeld. Bij een in het kader van een bij steekproef geëiste herkeuring van het voertuig met het [kenteken b] bleek bij aankomst van de steekproefcontroleur dat het voertuig niet in de keuringsplaats aanwezig was en dat ook geen keuringsrapport voor dit voertuig aanwezig was. Appellant heeft terecht gesteld dat hiermee de artikelen 44, zevende lid, 45, vijfde lid, aanhef en onder d, en 46, tweede lid, van de Erkenningsregeling APK zijn overtreden. In bijlage 1 bij de toezichtbeleidsbrief van 1 maart 2000 heeft appellant het sanctiebeleid ten aanzien van deze overtredingen bekendgemaakt. Het niet verlenen van medewerking bij het toezicht door appellant is een overtreding die met een tijdelijke intrekking van de keuringsbevoegheid voor de duur van twaalf weken wordt gesanctioneerd.
2.4. Appellant stelt terecht dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat appellant door de handelwijze van [verzoeker] niet in staat is geweest om het op 30 mei 2002 afgemelde maar niet bij [verzoeker] aanwezige voertuig te onderwerpen aan een steekproef, waardoor het toezicht, dat hij op de verkeersveiligheid onderhoudt, is belet. Anders dan de voorzieningenrechter heeft overwogen, kan de omstandigheid dat het op 30 mei 2002 gekeurde voertuig met het [kenteken a] wel in de keuringsplaats aanwezig was, niet leiden tot het oordeel dat appellant ten onrechte aan het sanctiebeleid heeft vastgehouden, nu dit niet het voertuig was dat appellant heeft geselecteerd voor een steekproef en appellant evenmin een bevoegdheid of een verplichting had om dat voertuig aan een herkeuring te onderwerpen.
2.5. Appellant wordt voorts gevolgd in zijn betoog dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat [verzoeker] slechts één administratief controlemoment heeft gemist, en dat [verzoeker] slechts het onjuist afmelden van het voertuig valt te verwijten. Immers, [verzoeker] heeft haar bedrijfsvoering op een zodanige manier gevoerd dat een verwisseling van het voertuig en het daarbij behorende kentekenbewijs is ontstaan. [verzoeker] heeft deze verwisseling niet onderkend, en heeft vervolgens een ander dan het op dat moment gekeurde voertuig als APK-goedgekeurd afgemeld. Na invoering van de onjuiste kentekengegevens heeft [verzoeker] ten onrechte bevestigd dat de foutieve gegevens correct zijn. Met appellant wordt geconcludeerd dat in deze situatie een intrekking van de keuringsbevoegdheid voor de duur van negen weken niet als onevenredig kan worden aangemerkt, te meer nu de onjuiste afmelding op 30 mei 2002 vooraf is gegaan door plaatsing van [verzoeker] in de Penalty-klasse op 12 januari 2001, hetgeen geldt als een waarschuwing, en door de voorwaardelijke intrekking van de keuringsbevoegdheid bij besluit van 2 mei 2000 vanwege een zelfde overtreding als thans aan de orde is. Dat [verzoeker] het voornemen had om het voertuig met het [kenteken a] als APK-goedgekeurd af te melden, maar bij het invoeren van de kentekengegevens in het afmeldscherm een fout heeft gemaakt, heeft appellant als een bijzondere omstandigheid aangemerkt. Met deze omstandigheid heeft appellant voldoende rekening gehouden door bij de nieuwe beslissing op bezwaar de opgelegde sanctie van twaalf weken terug te brengen tot negen weken. De voorzieningenrechter heeft dit miskend.
2.6. De door [verzoeker] aangevoerde omstandigheid dat [medewerker] ten tijde van het afmelden van het bewuste voertuig door het overlijden van een geliefd familielid overspannen was, is door appellant terecht niet aangemerkt als een omstandigheid die een rol speelt bij het beoordelen van de proportionaliteit van de opgelegde sanctie. Het algemeen belang van de bescherming van de verkeersveiligheid, waarvoor [verzoeker] door het APK keuren van voertuigen mede verantwoordelijkheid draagt, staat daaraan in de weg.
2.7. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, verklaart de Afdeling het beroep van [verzoeker] bij de rechtbank tegen het besluit van 28 november 2002 alsnog ongegrond.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Amsterdam van 3 februari 2003, AWB 02/5138 BESLU;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. H.G. Lubberdink, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk w.g. De Leeuw-van Zanten
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2003
97-450.