Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AL4378

Datum uitspraak2003-06-18
Datum gepubliceerd2003-10-01
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers84638 / HA ZA 03-325
Statusgepubliceerd


Indicatie

Provisionele vordering. Artikel 223 Rv. Geval waarbij medisch tuchtcollege aan arts waarschuwing heeft gegeven aangezien arts bij een bevalling in zijn zorgplicht tekort zou zijn geschoten. Eiseres vordert van ziekenhuis voorschot op schadevergoeding uit onrechtmatige daad. Medisch tuchtcollege van oordeel dat ook indien arts eerder bij bevalling aanwezig zou zijn geweest, de bevalling naar alle waarschijnlijkheid niet anders zou zijn gelopen. Niet in voldoende mate gebleken dat schade gevolg is van (te) late aanwezigheid van arts, daarvoor is nader onderzoek vereist. Provisionele vordering wordt afgewezen.


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE Sector civiel Enkelvoudige handelskamer Zaaknr/rolnr: 84638 / HA ZA 03-325 Uitspraak : 18 juni 2003 V O N N I S in de zaak, aanhangig tussen: [eiseres], wonende te [woonplaats eiseres], eiseres, procureur mr. A.D.G. Bakker, advocaat mr. H. Mollema-de Jong te Amersfoort, en de stichting STICHTING IJSSELMEERZIEKENHUIZEN, statutair gevestigd te Lelystad, gedaagde, procureur mr. R.K.E. Buysrogge, advocaat mr. O.L. Nunes te Utrecht. PROCESGANG De zaak is bij op 12 maart 2003 uitgebrachte dagvaarding aanhangig gemaakt. Partijen zijn verschenen, waarna de volgende processtukken zijn gewisseld: - een incidentele conclusie van de zijde van [eiseres]; - een conclusie van antwoord in het incident van de zijde van het Ziekenhuis. Ten slotte is op verzoek van partijen in het incident vonnis bepaald. CONCLUSIES VAN PARTIJEN in het incident De vordering van [eiseres] strekt ertoe dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, het Ziekenhuis zal worden veroordeeld om als voorschot op de door [eiseres] geleden en in de toekomst nog te lijden schade te betalen een bedrag van € 5.069,66 terzake van materiële schade, een bedrag van € 4.537,80 terzake van voorschot smartengeld en een bedrag van € 16.793,29 terzake van buitengerechtelijke kosten c.q. redelijke kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid, althans zodanige bedragen als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren. Daartegen is door het Ziekenhuis verweer gevoerd, met conclusie [eiseres] niet-ontvankelijk te verklaren in het incident, danwel haar deze te ontzeggen, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van dit incident. MOTIVERING in het incident 1. In de hoofdzaak wordt het Ziekenhuis door [eiseres] uit hoofde van een onrechtmatige daad aangesproken tot vergoeding van door [eiseres] reeds geleden en in de toekomst nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met twee bedragen aan buitengerechtelijke incassokosten. Hiertoe heeft [eiseres] gesteld, kort weergegeven, dat de verantwoordelijke arts [arts] bij de bevalling van haar dochtertje [dochter] op [datum 1996] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. Op grond van artikel 7:462 van het Burgerlijk Wetboek is het Ziekenhuis mede aansprakelijk voor het onrechtmatig handelen van [arts]. Het onrechtmatig handelen van [arts] heeft volgens [eiseres] bestaan uit het overlaten van de begeleiding van de bevalling aan een onbekwaam arts-assistent en het niet goed instrueren van het verantwoordelijke personeel ten aanzien van het tijdig waarschuwen van hemzelf. Door deze onrechtmatige handelwijze heeft [eiseres] geestelijk letsel geleden. 2. [eiseres] heeft bij wege van een incident, kennelijk op grond van artikel 223 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering, verzocht om een voorlopige voorziening. Hierbij baseert [eiseres] zich op een door het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle op 25 augustus 2001 gegeven en op 18 oktober 2001 uitgesproken beslissing, waarin het College van oordeel is dat [arts] is tekortgeschoten in zijn zorgplicht. [eiseres] heeft recht en belang om thans reeds een voorschot te ontvangen op de aan haar toekomende schadevergoeding. 3. De rechtbank stelt voorop dat een provisionele eis slechts beoogt het treffen van een maatregel van voorlopige aard door de rechter bij wie de hoofdzaak aanhangig is. Daarbij kan een provisionele vordering ook strekken tot toewijzing van hetgeen in de hoofdzaak wordt gevorderd of van een gedeelte daarvan. 4. Voor toewijzing van de voorlopige voorziening is vereist dat er sprake is van (spoedeisend) belang. Gezien de aard van de vordering is door [eiseres] voldoende gesteld dat zij belang heeft bij de gevorderde provisionele voorziening. Hieraan doet het verweer van het Ziekenhuis dat [eiseres] te lang heeft stilgezeten niet af. 5. De provisionele vordering van [eiseres] is gebaseerd op het uitgangspunt dat [arts] onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld. Ter onderbouwing daarvan heeft [eiseres] gemelde beslissing van het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle overgelegd. Met het Ziekenhuis is de rechtbank van oordeel dat de provisionele vordering dient te worden afgewezen. Hoewel [arts] in de beslissing van het College een waarschuwing krijgt is het College van oordeel dat de bevalling, indien [arts] eerder daarbij aanwezig was geweest, naar alle waarschijnlijkheid niet wezenlijk anders zou zijn verlopen. Hieruit volgt dat thans niet in voldoende mate is gebleken dat de gestelde schade het gevolg is van (te) late aanwezigheid van [arts], zodat voorlopig onvoldoende is komen vast te staan dat [eiseres] recht heeft op schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad. Er zal eventueel nader onderzoek zijn vereist. 6. Uit het vorenoverwogene volgt dat de vordering dient te worden afgewezen. De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden totdat in de hoofdzaak wordt beslist. BESLISSING De rechtbank: in het incident - wijst de vordering af; - houdt de beslissing omtrent de kosten aan tot de eindbeslissing in de hoofdzaak; in de hoofdzaak - verwijst de zaak naar de rol van woensdag 30 juli 2003 voor conclusie van antwoord van het Ziekenhuis, ambtshalve peremptoir. Gewezen door mr. M.H.S. Lebens-de Mug en in het openbaar uitgesproken op woensdag 18 juni 2003 in tegenwoordigheid van de griffier.