
Jurisprudentie
AL6843
Datum uitspraak2003-07-16
Datum gepubliceerd2003-10-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 03/00407
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-10-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 03/00407
Statusgepubliceerd
Indicatie
art. 14 WAHV; Officier van Justitie heeft niet binnen de in art. 7: 24, eerste lid, Awb beslist op het beroep. De wet verbindt aan overschrijding van deze termijn niet het gevolg dat de inleidende beschikking wordt vernietigd. Een overschrijding van deze termijn laat onverlet dat nog steeds op het beroepschrift kan worden beslist zij het dat de betrokkene niet de beslisisng van de officier van justitie behoeft af te wachten maar ingevolge art. 6:12 Awb in beroep kan gaan bij de kantonrechter. De kantonrechter heeft in casu kunnen en mogen oordelen dat er geen gevolg is verbonden aan de termijnoverschrijding. Geen doorbreking appelverbod. Kantonrechter is niet buiten het toepassingsgebied van art. 13 WAHV getreden.
Uitspraak
WAHV 03/00407
16 juli 2003
CJIB 89046563447
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank te Amsterdam
van 19 december 2002
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats]
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal heeft een reactie gegeven op de nadere toelichting op het beroep.
3. Beoordeling
3.1. Ingevolge het bepaalde in artikel 14 WAHV kan tegen de beslissing van het kantongerecht hoger beroep bij het gerechtshof te Leeuwarden worden ingesteld, indien de opgelegde administratieve sanctie bij die beslissing meer bedraagt dan Euro€ 70,--, of indien de betrokkene niet-ontvankelijk is verklaard wegens het niet of niet tijdig stellen van zekerheid als bedoeld in art. 11, derde lid, WAHV. De aan de betrokkene opgelegde sanctie bedraagt ƒ 90,-- (€ Euro 40,84).
3.2. De betrokkene stelt zich op het standpunt dat het hoger beroep niettemin ontvankelijk is. Daartoe voert hij aan dat de kantonrechter heeft gehandeld in strijd met beginselen van een behoorlijke rechtspraak, dan wel is getreden buiten het toepassingsgebied van de WAHV en/of de Awb, in het bijzonder art. 13 van de WAHV. De kantonrechter heeft, nu de officier van justitie geen gebruik heeft gemaakt van de 8 weken opschorting en hij daar dan ook nog voor moet betalen, ten onrechte geoordeeld dat hij niet in zijn belangen is geschaad door de overschrijding van de beslistermijn door de officier van justitie.
3.3. De beslissing van de officier van justitie op het beroep tegen de inleidende beschikking is verzonden op 2 april 2002. Bij gebreke van een mededeling als bedoeld in art. 7:24, zesde lid, Awb moet ervan worden uitgegaan dat de officier van justitie zijn beslissing niet op grond van art. 7:24, vierde lid, Awb heeft verdaagd. De in art. 7:24, eerste lid, Awb bepaalde termijn van 16 weken om te beslissen op het door de betrokkene tegen de inleidende beschikking ingestelde beroep d.d. 23 november 2001 is derhalve door de officier van justitie overschreden.
3.4. De wet verbindt aan overschrijding van de termijn van art. 7:24, eerste lid, Awb - anders dan de betrokkene wil - niet het gevolg, dat de inleidende beschikking wordt vernietigd. Een overschrijding van deze termijn laat onverlet dat nog steeds op het beroepschrift kan worden beslist (vgl. de Memorie van Toelichting op art. 7:10 Awb, Kamerstukken II, 1988-1989, 21 221, nr. 3, blz. 152) zij het dat de betrokkene niet de beslissing van de officier van justitie behoeft af te wachten maar ingevolge art. 6:12 Awb in beroep kan gaan bij de kantonrechter (vgl. Hoge Raad 13 februari 1996, VR 1996/63).
3.5. Het gaat de bevoegdheid van de rechter te buiten om met voorbijgaan van het door de wetgever gekozen stelsel aan overschrijding van de termijn van art. 7:24, eerste lid, Awb een andere sanctie te verbinden dan de wetgever aangewezen acht.
3.6. De kantonrechter heeft derhalve kunnen en mogen oordelen dat er in casu geen gevolg is verbonden aan de voormelde termijnoverschrijding. Een en ander brengt mee dat niet gezegd kan worden dat de kantonrechter te dien aanzien is getreden buiten het toepassingsgebied van art. 13 WAHV dan wel dat de kantonrechter zo fundamentele beginselen van behoorlijke rechtspleging heeft geschonden dat geen sprake is van een eerlijke en onpartijdige behandeling en faalt het betoog van de betrokkene.
3.7. Gelet op het vorenoverwogene is voor een doorbreking van het appèlverbod van art. 14, eerste lid, WAHV derhalve geen plaats.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door mr. Dijkstra, in tegenwoordigheid van mr. Bijma als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.