Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AL7251

Datum uitspraak2003-09-17
Datum gepubliceerd2003-10-06
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 03/00182
Statusgepubliceerd


Indicatie

art. 68 RVV 1990; rood licht; Er is geen sprake van algemeen geldend beleid van het openbaar ministerie dat in geval van een visuele waarneming door een verbalisant slechts een administratieve sanctie zou mogen worden opgelegd wanneer het verkeerslicht drie seconden rood zou hebben uitgestraald. Geen gedragslijn waarop de betrokkene een beroep toekomt. Gerichte verkeerslichtcontrole.


Uitspraak

WAHV 03/00182 17 september 2003 CJIB 49048846506 Gerechtshof te Leeuwarden Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank te Maastricht van 19 november 2002 betreffende [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), wonende te [woonplaats] 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Maastricht ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Het procesverloop De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep. De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. 3. Beoordeling 3.1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van €Euro 86,- opgelegd ter zake van "niet stoppen voor rood licht bij driekleurig verkeerslicht", welke gedraging zou zijn verricht op 30 januari 2002 om 17.07 uur op de Scharnerweg in Maastricht. 3.2. De betrokkene ontkent de gedraging te hebben verricht en stelt zich op het standpunt door oranje licht te zijn gereden. Ter staving van zijn standpunt heeft de betrokkene in de procedure bij de kantonrechter een getuigenverklaring overgelegd. Verder voert de betrokkene aan, dat de gedraging is geconstateerd door één ambtenaar en niet door twee ambtenaren, zoals de kantonrechter in zijn beslissing heeft overwogen. Voorts heeft de betrokkene twee arresten van het hof met de registratienummers WAHV 00/00197 en WAHV 01/00646 overgelegd, waaruit zou blijken dat als uitgangspunt wordt gehanteerd om pas verbaliserend op te treden, indien het verkeerslicht drie seconden op rood heeft gestaan, terwijl in dit geval het verkeerslicht volgens de verbalisant ongeveer twee seconden rood licht uitstraalde. 3.3. De ambtsedige verklaring van de verbalisanten zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB houdt onder meer het volgende in: "Het verkeerslicht stond ongeveer 2 seconden op rood op het moment dat betrokkene dit licht negeerde. Naam van ambtenaar 1: Schmit, (...) verkeersassistent VHT (BOA). Naam van ambtenaar 2: Strolenberg, (...) hoofdagent". De betrokkene heeft aangevoerd, dat Schmit door middel van een portofoon aan twee motoragenten, die circa tweehonderd meter verder stonden, doorgaf welke automobilisten het rode verkeerslicht genegeerd zouden hebben, dat Strolenberg hem heeft staandegehouden en dat laatstgenoemde de gedraging dus niet heeft kunnen waarnemen. Mede gelet op het feit, dat de advocaat-generaal voorgaande niet heeft weersproken, gaat het hof ervan uit dat de gedraging door één verbalisant en derhalve niet door twee verbalisanten zoals de kantonrechter heeft overwogen is waargenomen. 3.4. In aanmerking genomen dat de verklaring van de verbalisant op ambtseed is afgelegd en dat er sprake was van een gerichte verkeers(-licht)controle, ziet het hof geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant Schmit. Dat een getuige heeft verklaard, dat hij naar het verkeerslicht is blijven kijken en dat hij het verkeerslicht niet op rood heeft zien springen, brengt het hof niet tot een ander oordeel. Naar de overtuiging van het hof is daarom komen vast te staan dat de gedraging is verricht. 3.5. Voor zover de betrokkene meent uit de arresten van het hof van 30 mei 2001 en 20 maart 2002 met voormelde registratienummers te kunnen afleiden, dat er sprake is van een beleid, waaraan een betrokkene zou kunnen ontlenen, dat bij visuele waarneming door een verbalisant slechts een administratieve sanctie zou mogen worden opgelegd wanneer het verkeerslicht drie seconden rood zou hebben uitgestraald, overweegt het hof als volgt. In de zaken die hebben geleid tot de arresten van 30 mei 2001 en 20 maart 2002 is kennelijk op de plaats en het tijdstip van de roodlicht-controle de gedragslijn gevolgd, dat eerst verbaliserend werd opgetreden, indien het verkeerslicht ten minste drie seconden rood licht uitstraalde. Uit die uitspraken volgt echter niet dat sprake is van algemeen geldend beleid van het openbaar ministerie, waarin deze gedragslijn is opgenomen, en waarop de betrokkene een beroep toekomt. 3.6. Gelet op het vorenoverwogene zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen. 4. De beslissing Het gerechtshof: bevestigt de beslissing van de kantonrechter. Dit arrest is gewezen door mrs. Dijkstra, Poelman en Van Dijk, in tegenwoordigheid van mr. Wijma als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.