
Jurisprudentie
AL7555
Datum uitspraak2003-09-30
Datum gepubliceerd2003-10-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep kort geding
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200305390/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-10-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep kort geding
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200305390/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 4 juli 2003, kenmerk 03.0009151, heeft verweerder het verzoek van verzoekster om handhavend op te treden tegen [partij], gevestigd op het perceel [locatie] te [plaats], afgewezen.
Uitspraak
200305390/1.
Datum uitspraak: 30 september 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster], gevestigd te [plaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Son en Breugel,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 4 juli 2003, kenmerk 03.0009151, heeft verweerder het verzoek van verzoekster om handhavend op te treden tegen [partij], gevestigd op het perceel [locatie] te [plaats], afgewezen.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
Bij brief van 13 augustus 2003, bij de Raad van State ingekomen op 14 augustus 2003, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 september 2003. Verzoekster is vertegenwoordigd door mr. M.B.Ph. Geeraedts, advocaat te Den Bosch en [gemachtigde]. Verweerder is vertegenwoordigd door H.C.R. van Heeswijk, ambtenaar van de gemeente. Namens [partij] is het woord gevoerd door mr. H.G.M. van der Westen, advocaat te Eindhoven en [gemachtigde].
2. Overwegingen
2.1. De stelling van [partij], die er op neer komt dat verzoekster geen belanghebbende is omdat zij niet in de directe nabijheid van de inrichting is gevestigd, faalt. Het bestreden besluit is tot verzoekster gericht en vindt aanleiding in het door haar gedane verzoek om handhaving, zodat zij belang heeft bij een beoordeling van de afwijzing van dat verzoek.
2.2. Verzoekster verzoekt om het treffen van een voorlopige voorziening vanwege overtreding van de voorschriften 3.1 en 4.3.1 en verder van Bijlage I bij het Besluit LPG-tankstations Milieubeheer (hierna: het Besluit).
2.3. Op grond van voorschrift 3.1 is het afleveren van LPG uitsluitend toegestaan in aanwezigheid van een met toezicht belast persoon. Op 11 mei 2003 is door verweerder een overtreding van dit voorschrift geconstateerd, welke overtreding door verzoekster wordt bestreden. Naar aanleiding van het verzoek om handhaving heeft verweerder daarna nog enige malen terzake gecontroleerd, zonder dat hij daarbij een overtreding van voorschrift 3.1 heeft vastgesteld. Nu die bevindingen niet zijn betwist, gaat de Voorzitter er vanuit dat recentelijk geen overtredingen hebben plaatsgevonden. Onder die omstandigheden ziet de Voorzitter geen grond voor het oordeel dat verweerder redelijkerwijs niet had kunnen afzien van handhaving van voorschrift 3.1.
2.4. Onder 4.3 zijn in de bijlage bij het Besluit voorschriften opgenomen die betrekking hebben op de afstanden die in acht moeten worden genomen in verband met bescherming van objecten bij het incidenteel vrijkomen van grotere hoeveelheden LPG. Niet betwist is dat niet aan die afstanden wordt voldaan, doordat naast de (voormalige) herstelwerkplaats een bouwwerk is opgericht. De Voorzitter gaat er vanuit dat de inrichting in zoverre in werking is in strijd met het Besluit. Het betwiste bouwwerk staat er inmiddels echter al enkele jaren en er vindt slechts in zeer beperkte mate opslag plaats van niet brandgevaarlijke goederen. Ter zitting is niet aannemelijk gemaakt dat het bouwwerk een zodanige concrete en acute bedreiging vormt voor de veiligheid van de woonomgeving, dat om die reden de beslissing op bezwaar niet kan worden afgewacht.
2.5. Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter geen aanleiding voor toewijzing van het verzoek.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H. Beekhuis, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.A.G. Stolker, ambtenaar van Staat.
w.g. Beekhuis w.g. Stolker
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 september 2003
157.

